Pierre had met toenemende verbazing geluisterd, waarin zich een soort
schrik en droefheid mengde. Dit alles was zeer natuurlijk, zelfs
gerechtvaardigd, maar in zijn droom van een zielenherder, die hoog boven,
ver en vrij van alle wereldlijke zorgen troonde, had hij nooit geloofd, dat
zoo iets had kunnen bestaan. Wat, de paus, de geestelijke vader van armen
en ongelukkigen, had gespeculeerd met bouwterreinen, met Beurswaarden!
De opvolger van den Apostel, de pontifex van Christus, van den Jezus van
het Evangelie, den goddelijken vriend der lijdenden, had gespeculeerd, zijn
kapitaal belegd bij Joodsche bankiers, zooveel mogelijk geld uit zijn geld
willen slaan! En dan, welk een pijnlijke tegenstelling: zooveel millioenen
daarboven in de kamers van het Vaticaan, weggesloten in het een of andere
geheime meubelstuk—zooveel millioenen, die vruchtdragend werkten, die
onophoudelijk belegd en weer teruggenomen werden, om steeds maar meer
op te brengen, die als gouden eieren met de hartstochtelijke teederheid van
een vrek uitgebroed werden! En daar vlak bij, beneden, in de afschuwlijke,
onvoltooide gebouwen van het nieuwe stadsgedeelte zooveel ellende,
zooveel arme menschen, die in hun vuil van honger stierven, moeders
zonder melk voor haar zuigelingen, mannen, door gebrek aan werk tot
nietsdoen gedoemd, grijsaards, die zich afbeulden als lastdieren, welke men
doodslaat, als zij tot niets meer nut zijn! O, God van barmhartigheid, God
van liefde, was dat mogelijk? Ongetwijfeld had de Kerk materieele
behoeften, zij kon niet zonder geld leven en het was een verstandige en zeer
politieke gedachte om voor haar een schat bijeen te brengen, die haar in
staat stellen zou haar tegenstanders te overwinnen! Maar hoe vernederend,
hoe bezoedelend was dat alles! Zij daalde van haar goddelijke hoogte af,
om niet meer te zijn dan een partij, een groote internationale vereeniging,
die georganiseerd was met het doel om de wereld te veroveren en te
bezitten!
En deze zeldzame geschiedenis bracht Pierre tot nog grooter verbazing. Wie
zou ooit een onverwachter, pakkender drama hebben kunnen uitdenken?
Deze paus, die zich in zijn paleis opsloot, dat ongetwijfeld een gevangenis
was, maar een gevangenis, waarvan de honderd ramen uitzagen op een
eindelooze ruimte, op Rome, de Campagna, de ver verwijderde heuvels;
deze paus, die uit zijn raam op alle uren van den dag en van den nacht het
geheele jaar door, met één oogopslag zijn stad omvatten kon—zijn stad, die