ooit zal geven, zal een geschenk voor mij zijn, want gij zijt mij niets
schuldig, maar ik u des te meer. Want gij hebt, gelijk ik thans weet, mijne
zuster gerukt uit de handen van den machtigste hier in dit land, en toen ik
vernam dat Irene u gevolgd was, en dat moordenaars uw leven bedreigden,
heb ik waarlijk geloofd, dat gij het meisje verleid hadt om u als haren
minnaar te volgen. Toen, ja toen haatte ik u; toen—ik moet het bekennen—
toen wenschte ik in mijne schrikkelijke verblinding u den dood toe.”
»Meent gij,” vroeg Publius, »dat deze wensch mij zou krenken? Neen,
liefste, zij leert mij eerst recht, dat gij mij bemint, zooals ik bemind wil zijn.
Zulk een toorn, in zulk een toestand, is de donkere schaduw der liefde, en is
van haar even onafscheidelijk als van alles wat werkelijk bestaat. Waar die
schaduw wordt gemist, daar kan van zoo iets geen sprake zijn, daar heeft
men te doen met een vluchtig droombeeld, met een schim, met een ijdel
niets. Eene Klea kan niet half beminnen, niet half haten. Maar evenals bij
elke andere vrouw, is er ook in u voor mij iets raadselachtigs. Hoe
veranderde toch in u de wensch, om mij te zien sterven, in het ontzettend
besluit om u voor mij te laten dooden?”
»Ik zag de moordenaars,” antwoordde Klea, »en werd aangegrepen door
afschuw van hen en van hun voornemen, en van alles wat daarmede
verwant is. Ik wilde Irene’s geluk niet verstoren, en ik beminde u toch nog
oneindig vuriger dan ik u haatte, en toen,—doch zwijgen wij daarvan!”
»Neen, zeg alles!”
»Toen kwam er een oogenblik....”
»Welnu, Klea?”
»Toen—ik heb die laatste uren, terwijl wij daar straks, weinig sprekende,
hand in hand bij het lijk van den armen Serapion zaten, ten tweedenmale
doorleefd—toen greep het middernachtelijk gezang der priesters mij in de
ziel, en toen ik onder de tonen van dit vrome lied mijn hart verhief, was het
mij alsof alles wat binnen in mij was verstijfd en verhard, werd verzacht en
verwarmd, en nieuwe beweegkracht ontving. Ik moest weder denken aan al
wat recht en goed is, en snel vatte ik toen het besluit op, mij voor uw geluk