maar zonder dat men het aan ons zien kan, opbreken, en om
geen argwaan op te wekken, elk afzonderlijk, de een na den
ander, in de stad gaan; komt daar van verschillende zijden
op het marktplein bijeen, terwijl ik met onzen kameraad, die
ons zooeven deze goede tijding gebracht heeft, het huis zal
uitvorschen, om daarna de meest doeltreffende maatregelen
te kunnen nemen.”
De rede van den hoofdman werd met grooten bijval
beloond, en de roovers waren weldra reisvaardig. Twee aan
twee trokken zij nu van daar, en doordat zij steeds op
behoorlijken afstand van elkander gingen, bereikten zij,
zonder eenige verdenking op te wekken, de stad. De
hoofdman en de roover, die er des morgens al geweest was,
kwamen het allerlaatst aan. Deze voerde den hoofdman in
de straat, waar hij Ali Baba's huis gemerkt had, en toen hij
aan de eerste, door Morgiane gemerkte huisdeur kwam,
maakte hij hem daarop opmerkzaam, en zeide, dat was de
rechte. Toen zij echter, om zich niet verdacht te maken,
verder gingen, bemerkte de hoofdman, dat de daarop
volgende deur eveneens hetzelfde kenteeken, op dezelfde
plaats vertoonde; hij wees het daarom zijn geleider aan, en
vroeg hem, of het dit huis was of het vorige. De roover
geraakte in verlegenheid, en wist niets te antwoorden, en
vooral niet, toen hij en de hoofdman zagen, dat de vier of
vijf volgende deuren alle hetzelfde teeken hadden. Hij
verzekerde den hoofdman met een eed, dat hij slechts een
enkele gemerkt had, en voegde er toen bij: „Het is mij
onverklaarbaar, wie de andere precies op dezelfde wijze
mag gemerkt hebben, maar ik moet bij deze verwarring
erkennen, dat ik niet meer kan aanwijzen, wat ik zelf
geteekend heb.” Toen de hoofdman zijn plan aldus verijdeld
zag, begaf hij zich naar de markt, en liet zijn lieden door
den eersten den besten die hem tegenkwam, zeggen, dat zij
ditmaal een vergeefschen tocht gedaan hadden, en hun niets
anders overbleef, dan den terugweg naar hun