De eeêëte ondeêzoekeêë van het Tanganikameeê
Wanneer, na de heuglijke zeetochten van Diëgo Cam, Bartholomeus Diaz, Vasco de
Gama, Cabral, enz. de Portugeezen zich in de XVI
e
eeuw op eenige punten van het
Afrikaansche kustland vestigden, te Sofala, te Mozambika, te Mombas, te Loando,
drongen min of meer bepaalde inlichtingen allengs in hunne kantoren door over het
inwendige van de Terra incognita.
Die inlichtingen waren te danken, eensdeels aan de inboorlingen, wonende langsheen de
zee, anderszijds aan de Arabische kooplieden, gevestigd op de oostkust en die, ter wille
van hunnen handel, hier en daar nogal ver in ’t binnenland doorgedrongen waren.
Iedereen beseft, hoeveel dwalingen zulke aanduidingen noodwendig moesten doen
ontstaan, aangebracht door onwetende menschen, dikwijls slecht gegeven, dikwijler nog
slecht begrepen, en vervolgens van mond tot mond gaande, om eindelijk in Europa ter
kennis van geschiedschrijvers en aardrijkskundigen te komen.
Nochtans, uit alles te zamen trad de waarheid aan ’t licht, hoewel door een dikken mist,
in dezen zin, dat de algemeene waterbeschrijving van ’t nieuwe land vermoed werd. Men
begreep dadelijk, dat de zuidelijke helft van Afrika niet, gelijk het grootste gedeelte der
noordelijke helft van dit werelddeel, eene aaneenschakeling van min of meer uitgestrekte
zandwoestijnen was, maar eene moerasachtige streek, geheel doorzaaid met meren, zoo
groot als zeeën, doorgroefd met talrijke rivieren, en van ’t éen eind naar ’t ander
doorsneden van machtige stroomen, zooals de Nijl, de Congo en de Zambezia.
De enkele pogingen tot verkenning, langsheen de kusten gedaan door missionarissen,
soldaten, handelaars of goudzoekers, zonder iets bijzonder nieuw aan te brengen,
bevestigden evenwel de reeds verkregen inlichtingen, doch niet zonder den wonderbaren
kant dezer ontdekkingen naar den geest des tijds te overdrijven.
Aldus werden de kleine bergen Lupata herschapen in Ruggegraat der Wereld, de snelle
stroomingen der zeestreek in reusachtige watervallen, het goudkwarts, door eenige
rivieren gekruid, in schatrijke goud- en zilvermijnen, de ellendige negerhutten in
volkrijke en prachtige steden, hunne opperhoofden in machtige monarken, en de
grondgebieden dezer, in reusachtige rijken, zooals Monemoeëgi en het befaamd
Monomotapa.
Van dit tijdstip dagteekenen al die verzinsels en fabels, welke zoolang bedekt en onder
eene schoonschijnende uitstalling van valsche wetenschap verpletterd hebben de
gegevens van algemeene aardrijkskunde, verzameld door de eerste onderzoekers.