"Ik vermoed," zei Lena half-huilend, "dat ie zich half dood gejaagd
heeft, en toen in de struiken gekropen is, om daar te sterven. Arme
Andy!"
Toen ik een dergelijke veronderstelling maakte, waarbij ik een
soortgelijk gezicht trok, schoten de jongens in den lach. Maar dat
duurde niet lang, en spoedig zaten we allemaal weer in zak en asch.
De dagen gingen treurig voorbij. Op een Dinsdag ontmoette ik
kapitein Rogers, en vertelde hem van onze ellende. "Kom, kom!" riep
hij uit, "ezels en honden komen altijd weer terug."
"Ja," zei ik, "maar morgen is 't al Woensdag, en dan rekent Annie
er op, om met hem uit rijden te gaan. Nog niet één keer heb ik haar
overgeslagen, maar nu weet ik heusch niet, wat ik met haar
beginnen moet. En als Andy voor altoos weg is, zal zij nooit meer
met hem kunnen rijden. O, het is verschrikkelijk!" Ik trachtte mijn
tranen in te houden, maar 't lukte niet.
"Hoor es hier, beste meid," zei kapitein Rogers, "a.s. Maandag
vertrek ik van hier. Hoe zou je er over denken, je kleine patient in
mijn rijstoel mede te nemen? Hij rijdt o zoo licht, je zoudt hem zelf
best kunnen voortduwen. Ik zal hem dan aan jelui huis laten
brengen en dan kun je elken Woensdag het arme kind erin
rondrijden."
Ik deed een sprong van blijdschap en bedankte hem driemaal. "Ik
was zoo bang, dat ze nu nooit meer naar buiten zou kunnen, en nu
kan ik haar gaan zeggen, dat ze Maandag weer kan rijden. O, wat
vind ik dat vriendelijk van u, meneer, maar het spijt me zoo, dat u
ons verlaten gaat. Wij houden allemaal zoo van u."
"Ja kind, het gaat mij evenzoo," zei hij lachend, "en ik hoop, dat je
mij eens schrijven zult, Grietje, al is 't maar eens in de maand. Of