„O wee! Ik wou, dat de vogels op het behangsel, of de kinderen op de
platen, die rondom aan de muren hangen, tot mij konden spreken, of voor
mij zingen. Ik ben toch heusch zoo zoet en geduldig geweest, dat er dunkt
mij wel iemand medelijden moet hebben met het arme, zieke meisje en iets
verzinnen om haar plezier te doen,” zeide Marianne, met een derden zucht,
nog dieper dan de vorige.
Deze zucht blies zooveel adem uit, dat een van de bloempjes erdoor uit het
vaasje werd geblazen. Marianne nam het bloempje op en bekeek het, bereid
voor elk speelmakkertje, al was het maar een eenvoudig viooltje.
Dit was bizonder mooi geteekend, en had zoo’n lachend gezicht in zijn
lichte en donkere blaadjes, dat het kind een gevoel had, alsof zij nu een
vriendinnetje gevonden had, en de viool begon te kussen; want zij was niet
alleen eenzaam, maar ook door zwakte aandoenlijk gestemd.
Tot haar groote verrassing knikte de bloem tegen haar, en toen ze die nog
dichter tegen haar gezicht aandrukte, zeide een lief, zacht stemmetje:
„Nu kan ik spreken en vind het heel prettig u wat te komen opvroolijken,
want wij hebben veel medelijden met u gehad, omdat wij zelven ons
eenzaam en verlaten gevoelen, zoo ver van onze familie verwijderd.”
„Wel, aardig bloempje, wat vind ik dat prettig, u te hooren praten en u te
zien glimlachen tegen mij! Ik bid u, vertel mij alles omtrent u zelf. Ik houd
dol veel van bloemen, en was heel blij, toen een van mijn schoolmakkertjes
mij dit mooie ruikertje violen zond,” zeide Marianne, zeer verheugd over
deze verrassing.
„Ik heb geen geschiedenis, want ik ben geboren in een oranjerie, en heb
mijn heele leven in een bloempotje doorgebracht, met vele zusters, die
zoodra zij bloeien weggedragen worden, en nooit weêrom komen. Slechts
een paar uur heb ik in een winkel doorgebracht, en werd toen in een papier
gespeld, en door een vreeselijken jongen hierheen gebracht, die ons aan de
deur afgaf. Wij waren heel blijde, dat wij in dit mooie vaasje, met frisch
water gevuld, werden neêrgezet, in deze rustige, warme kamer, met een
vriendelijke meesteres, om naar ons te kijken. Maar als gij een geschiedenis