De-Geo_vmbo_4KGT_Bevolking-en-ruimte_H4.pptx

wiekenmichiel 6 views 37 slides May 19, 2025
Slide 1
Slide 1 of 37
Slide 1
1
Slide 2
2
Slide 3
3
Slide 4
4
Slide 5
5
Slide 6
6
Slide 7
7
Slide 8
8
Slide 9
9
Slide 10
10
Slide 11
11
Slide 12
12
Slide 13
13
Slide 14
14
Slide 15
15
Slide 16
16
Slide 17
17
Slide 18
18
Slide 19
19
Slide 20
20
Slide 21
21
Slide 22
22
Slide 23
23
Slide 24
24
Slide 25
25
Slide 26
26
Slide 27
27
Slide 28
28
Slide 29
29
Slide 30
30
Slide 31
31
Slide 32
32
Slide 33
33
Slide 34
34
Slide 35
35
Slide 36
36
Slide 37
37

About This Presentation

bevolking


Slide Content

Bevolking en ruimte

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Bevolkingsgroei De bevolking in Nederland is gegroeid van: - 1950: 10 miljoen - nu: ruim 17 miljoen Reden 1: Natuurlijke bevolkingsgroei  geboorteoverschot : geboortecijfer > sterftecijfer  als in een jaar meer baby’s worden geboren dan er mensen sterven, groeit de bevolking. Reden 2: Sociale bevolkingsgroei  vestigingsoverschot : immigratie > emigratie  als in een jaar meer mensen naar ons land verhuizen dan dat er vertrekken, groeit de bevolking. Bevolkingsgroei = natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Van jong naar oud Nederland heeft sinds 1950 altijd een geboorteoverschot gehad, maar dit overschot is nu wel veel kleiner.  1950: gemiddeld 4 kinderen per vrouw  nu: gemiddeld 1,7 kinderen per vrouw Gevolg 1: vergrijzing = het aandeel ouderen is flink gegroeid.  reden: geboortegolf ( babyboom ) na WOII  zijn nu bejaard  versterkt door gestegen levensverwachting : mensen zijn ‘langer oud’ Gevolg 2: ontgroening = het aandeel jonge mensen is sterk afgenomen.  redenen: - gebruik voorbehoedsmiddelen (vooral de pil) - rol van de vrouw in de samenleving (eerst studie en carrière, dan pas kinderen) - afgenomen zekerheid (eerst koophuis en vaste baan, dan pas kinderen. Maar vaste banen zijn er steeds minder en koophuizen zijn steeds duurder)

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Van jong naar oud De vergrijzing en ontgroening zie je terug in een leeftijdsdiagram / bevolkingspiramide .  verdeling van de bevolking over verschillende leeftijdsklassen.

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Migratie Jaren ‘50 / ‘60: vertrekoverschot  VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland Daarna: Nederland = immigratieland  4 groepen immigranten Groep 1: gastarbeiders  Marokkanen en Turken  vanaf 1965  veel werk, weinig arbeiders voor zwaar, vies werk  eerst tijdelijk (= gastarbeider), maar veel gastarbeiders bleven Groep 2: inwoners van de voormalige koloniën  Surinamers, Indonesiërs, Antillianen

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Migratie Groep 3: politieke vluchtelingen.  zijn niet veilig in hun eigen land  Irakezen, Syriërs, Oekraïners  ook economische vluchtelingen in de hoop werk / welvaart te vinden Groep 4: inwoners andere EU-lidstaten  studie of werk  vooral uit Oost-Europa: Polen, Bulgaren  seizoensmigratie : helpen met de oogst in de lente / zomer, daarna terug naar hun eigen land

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Migratie Het aantal immigranten wordt: - groter door gezinshereniging = een gezinslid woont hier al en de rest van het gezin volgt later. - kleiner door remigratie = het terugkeren van immigranten naar hun land van herkomst.

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland Toekomst Waarom blijft de Nederlandse bevolking waarschijnlijk groeien tot 2060? Ondanks lager geboortecijfer toch een geboorteoverschot tot 2037. Komst van nieuwe immigranten. Rond 2037 ontstaat een sterfteoverschot .  Maar: bevolking blijft naar verwachting toch groeien door het grotere vestigingsoverschot.

4.2 Regionale verschillen Populaire steden Binnen Nederland zijn grote verschillen in bevolkingsgroei.  de 4 grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) en de meeste middelgrote steden blijven groeien. Reden populariteit van deze steden: veel werkgelegenheid, studies, voorzieningen als uitgaansgelegenheden, sportverenigingen, winkels  gebieden waar de bevolking groeit: groeigebieden / groeiregio’s

4.2 Regionale verschillen Populaire steden Gevolg: bevolkingsdichtheid in en rond deze steden neemt toe.  gunstig voor: - gemeenten: belastinginkomsten - bedrijven: goed opgeleide werknemers - voorzieningen: bezoekers en klanten  ongunstig: zonder goede maatregelen leidt bevolkingsgroei tot problemen: - op de woningmarkt wordt het dringen - op wegen en stations wordt het drukker - langere wachtlijsten voor ziekenhuizen en kinderdagverblijven

4.2 Regionale verschillen Populaire steden Deze steden moeten blijven bouwen om de bevolkingsgroei aan te kunnen.  aan de rand van steden (uitbreiding bestaande stad)  herinrichting in de bestaande stad: in gebieden die niet meer gebruikt worden, komen nieuwe: - woningen - voorzieningen - werkplekken - infrastructuur : wegen, busverbindingen en stations

4.2 Regionale verschillen Krimpgebieden Nederland heeft ook gebieden met bevolkingskrimp : de bevolking neemt af.  deze gebieden noem je krimpgebieden / krimpregio’s Belangrijke reden: vertrek van jongeren.  migreren naar de stad voor studie, werk en voorzieningen  de samenstelling van de bevolking in krimpgebieden verandert: in verhouding meer ouderen (vergrijzing) en minder jongeren (ontgroening)

4.2 Regionale verschillen Krimpgebieden Vroeger: veel voorzieningen in dorpen Nu: minder  bakker, slager, supermarkt  reden: bevolkingskrimp Verzorgingsgebied = het gebied waar de klanten van een voorziening vandaan komen Drempelwaarde = het minimumaantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.  minder mensen in het dorp = minder klanten voor de voorziening

4.2 Regionale verschillen Krimpgebieden Voorzieningen verdwijnen ook uit dorpen door de toegenomen reikwijdte . = de maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken.  door toegenomen autobezit is die afstand ook groter geworden.  dorpsbewoners doen boodschappen in de stad in plaats van het dorp.

4.2 Regionale verschillen Herinrichting in krimpgebieden Ook in gebieden met bevolkingskrimp is herinrichting nodig.  herinrichting is anders dan in gebieden met bevolkingsgroei  voorbeelden gebieden met sterke bevolkingskrimp: Zeeuws-Vlaanderen, Oost-Groningen, Zuid-Limburg Minder inwoners betekent: - minder woningen, werkplekken, voorzieningen - én andere soorten woningen, werkplekken, voorzieningen door vergrijzing  woningen zonder trap, meer werkplekken voor verzorgingspersoneel en voorzieningen met een bezorgservice In krimpregio’s worden voorzieningen bij elkaar geplaatst in multifunctionele gebouwen in dorpscentra of grotere plaatsen.  voorkomt dat ze helemaal verdwijnen uit een gebied Als er dingen verdwijnen ontstaat ook meer ruimte  grotere woningen met tuin, natuur- en recreatiegebieden

4.3 De verstedelijking van Nederland Naar de stad Na 1870: door industrialisatie veel nieuwe banen in fabrieken in steden.  urbanisatie / verstedelijking = stijging van het percentage mensen dat in een stad woont.  tot ongeveer 1960 Voorbeeld: Rotterdam - sterke groei na 1870 - veel werk, vooral in de havens - kleine, dicht op elkaar gebouwde woningen - veel herrie en stank van fabrieken

4.3 De verstedelijking van Nederland De stad uit Na 1960 verhuisden steeds meer mensen de stad uit.  suburbanisatie = de verstedelijking van het landelijk gebied door migratie vanuit de stad.  redenen: meer ruimte, stilte, schone lucht, veilig voor kinderen. Twee factoren die ervoor zorgden dat mensen de stad uit konden verhuizen: - toename welvaart en mobiliteit  genoeg geld om een (duurder) huis + auto te kopen (om naar het werk in de stad te blijven reizen). Ook de industrie verdween grotendeels uit de stad: - beter bereikbaar, meer ruimte, minder overlast aan de rand van de stad - of: failliet door concurrentie met lagelonenlanden

4.3 De verstedelijking van Nederland De gevolgen De suburbanisatie had grote gevolgen. Gevolg 1: het platteland rondom de steden verstedelijkte.  steden en dorpen groeiden aan elkaar vast = agglomeraties  agglomeraties groeiden (bijna) aan elkaar vast = stedelijk gebied / stedelijke zone  grootste stedelijke gebied Nederland: Randstad

4.3 De verstedelijking van Nederland De gevolgen Gevolg 2: de grote steden liepen leeg.  Rotterdam: van 732.000 inwoners in 1964 naar 554.000 25 jaar later  voorzieningen en werk trokken ook weg Gevolg 3: het aantal files nam toe.  vroeger: mensen woonden op loopafstand van hun werk in de fabrieken  door de suburbanisatie werken mensen verder van huis en pakken ze de auto

4.3 De verstedelijking van Nederland Terug naar de stad Na 1980: het aantal inwoners van de meeste steden stijgt weer.  re-urbanisatie = het aantal inwoners van de stad neemt na vele jaren van bevolkingsafname weer toe.  mogelijk door vernieuwing van het ruimtegebruik in de steden: winkels, uitgaansmogelijkheden, ruimere woningen en grote kantoorgebouwen.  wonen in de stad: werk, studie en voorzieningen = dichtbij, zonder file!  Rotterdam: bevolkingsgroei naar ruim 620.000 inwoners

4.3 De verstedelijking van Nederland Het landelijk gebied Het grootste deel van Nederland is landelijk gebied.  weilanden, akkers, bossen  veel veranderd Verstedelijking van het platteland in de buurt van steden.  Leidsche Rijn bij Utrecht: 100.000 inwoners op de plaats van platteland en dorpen. De landbouw is de grootste ruimtegebruiker van Nederland.  boerderijen: veel minder en veel groter Meer aandacht voor natuur en recreatie in de inrichting.

4.4 De Randstad Ontstaan en groei De steden in de Randstad zijn vanaf ongeveer 1300 ontstaan.  historische stadskern / oude binnenstad met: - monumenten (kerken, bijzondere woonhuizen) - dicht op elkaar staande huizen: hoge bebouwingsdichtheid - kronkelig stratenpatroon

4.4 De Randstad Ontstaan en groei De groei van de steden in de Randstad verliep rond de historische stadskern.  concentrisch groeimodel  om historische stadskern: woonwijken, fabrieken  algemene regel: hoe verder van het centrum, hoe ruimer de wijk is opgezet met meer plek voor groen, speelplekken en geparkeerde auto’s

4.4 De Randstad Ontstaan en groei Door suburbanisatie worden de steden van de Randstad een stedelijk gebied.  nu groeien alle vier de grote steden naar elkaar toe  groei vanuit meerdere steden = meerkernen groeimodel Tussen de steden ligt het Groene Hart.  het is de bedoeling dat dit gebied zo min mogelijk verstedelijkt.

4.4 De Randstad Leefbaarheid Alle inwoners van de Randstad willen graag een prettige leefomgeving.  leefbaarheid = de mate waarin een woonwijk geschikt is om in te leven.  uitdaging: want het inwonertal groeit. De leefbaarheid hangt af van: - de veiligheid - het onderhoud van de openbare ruimte - de voorzieningen Veiligheid: weinig inbraken, veilig over straat Onderhoud: openbare ruimte ziet er netjes uit, zonder vernielingen, graffiti, vuil Voorzieningen: sportveldjes, buurthuizen  ook voorzieningen om dingen samen te doen: cursus Engels, tennissen in de sporthal, werkweek afsluiten in een buurtcafé

4.4 De Randstad Leefbaarheid In sommige woonwijken met problemen worden forse maatregelen genomen om de leefbaarheid te verbeteren: - goedkope huurwoningen vervangen voor dure koopwoningen - nieuwe voorzieningen - openbare ruimte opknappen

4.4 De Randstad Bereikbaarheid Forensisme is een belangrijk onderdeel van de grote mobiliteit in Nederland. = het heen- en weer reizen tussen woon- en werkplek.  in de Randstad veel forensen  gevolg: veel congestie (files) = verstopping van een netwerk  gevolg: afname bereikbaarheid Maatregelen om de bereikbaarheid te verbeteren door uitbreiding infrastructuur.  bredere snelwegen, verdubbeling spoorwegen, nieuwe stations

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 1 Ruimtelijke ordening Het maken van plannen voor de inrichting van de ruimte = ruimtelijke ordening .  Bestemmingsplan = plan van de gemeente waarin precies staat hoe de grond moet worden gebruikt voor: - wonen - werken - verkeer - recreatie - natuur - ander ruimtegebruik  Ingewikkeld voor de gemeente Haarlemmermeer vanwege Schiphol.

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 2 Nieuwe woningen Het vinden van een plek voor nieuwe woningen is voor de gemeente Haarlemmermeer erg lastig: - oostkant: Schiphol - westkant: hoogspanningsleiding voor de Randstad  nationaal belang gaat voor belang gemeente Haarlemmermeer

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 4 Schiphol en politiek Voordeel Schiphol: veel werkgelegenheid Nadelen: lawaai, stank, verkeer, gebrek aan ruimte voor nieuwe woningen Maatregelen overheid: maximumaantal vluchten per jaar en niet onbeperkt uitbreiden

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 5 Record 2017: 68,4 miljoen passagiers 2020: nieuwe afspraken over maximum aantal vluchten  rekening houden met alle belangen op en rond Schiphol, bijvoorbeeld: economisch belang (300.000 banen): - nieuwe bedrijventerreinen - goede bereikbaarheid

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 6 Geluid Schiphol ligt midden in de dichtbevolkte Randstad: v eel geluidsoverlast.  maatregelen: - stillere vliegtuigmotoren - zo min mogelijk over woonwijken vliegen - geen nieuwe woningen op plekken met veel lawaai  toch veel klachten.

4.5 Bronnen: Strijd om de ruimte Bron 7 Schiphol en politiek Veel ruimte voor groenvoorzieningen omdat op veel plekken niet gebouwd mag worden rond Schiphol.  recreatie, natuur Bron 8 Milieu en gezondheid Vliegtuigen stoten schadelijke stoffen uit voor de gezondheid en het milieu.  bewoners maken zich zorgen (lokaal / regionaal schaalniveau)  Nederland heeft afspraken gemaakt om de uitstoot van schadelijke stoffen terug te brengen, maar wil dat Schiphol blijft groeien (nationaal schaalniveau)