boudoir, en las haar voor Amerikaansche en Fransche couranten, en
soms iets uit een Fransch romannetje. Zij deed nederig haar best.
Mrs. Uxeley vond, dat zij prettig las, maar zei alleen, dat ze wat
vroolijk moest worden, dat haar treurige dagen nu waren voorbij.
Van Duco werd niet gesproken en Mrs. Uxeley deed of zij niets wist.
Het groote boudoir, de balkondeuren open, zag uit op de zee,
waarop de Promenade, de morgenwandeling al begon, kleurig en
vlakkerig van parasols, fijn scheltjes tegen de diepblauwe zee, een
zee, van luxe, water van weelde, golfjes, die als veel geld schenen te
kosten, vóór zij bevalligjes verkozen aan te schuiven. De oude dame,
al geverfd, haar pruik op, een witte kant over die pruik voor den
tocht, lag in de zwarte en witte kanten van haar witten zijden
peignoir op de hoop kussens harer chaise-longue. In hare
gerimpelde hand de face-à-main, waarop haar initialen in
diamanten, amuzeerde het haar te turen naar de schelle vlakjes der
parasols buiten. Nu en dan vertrok zij, bij een rheumatischen scheut,
in eens het gezicht tot ééne verkreukeling van rimpel, waaronder de
strakke maquillage bijna brak, als gekrakeld porcelein. In het
daglicht was zij bijna niet meer levend, scheen zij een automatische,
in elkaâr geleede pop van verdorde ledematen, die mechanisch nog
sprak en gebaarde. Zij was 's morgens altijd wat moê, zij sliep 's
nachts nooit; na elven maakte zij een dutje. Zij leefde volgens een
streng régime, en haar dokter, die haar iederen dag bezocht, scheen
haar iederen dag weêr wat te doen opleven, zoodat zij den avond
haalde. 's Middags toerde zij, steeg uit bij de Jetée, maakte hare
visites. Maar 's avonds leefde zij op, met iets van werkelijk leven,
kleedde zich, deed haar juweelen aan, en kreeg hare uitbundigheid
terug, haar uitroepjes, en minauderietjes.... Dan waren het bals,
feesten, de comedie. Dan was zij niet ouder dan vijftig jaar.
Maar dat waren de goede dagen. Soms na een nacht van
onduldbare pijnen, bleef zij in haar slaapkamer, de maquillage van
den vorigen dag niet bijgewerkt, over haar kale hoofd een zwarte
kant, in een zwart satijnen morgenjas, die als een gemakkelijke zak
om haar hing, en zij kreunde, gilde, schreeuwde, en scheen genade