3
5
6
8
12
14
15
20
21
4
7
9
10
11
13
16
17
18
19
22
Ik ben deze mededeeling verschuldigd aan den heer Gould die mij de voorwerpen toonde;zie
ook zijn „Introduction to the Trochilidae”, 1861, blz. 120. ↑
Macgillivray, „Hist. Brit. Birds”, vol. V, blz. 208–214. ↑
Zie zijn bewonderenswaardige verhandeling in het „Journal of the Asiatic Soc. of Bengal”, vol.
XIX, 1850, blz. 223; zie ook Jerdon, „Birds of India”, vol I, introduction, blz. XXIX. Ten opzichte
van Tanysiptera zeide Prof. Schlegel den heer Blyth, dat hij onderscheidene afzonderlijke rassen
kan onderscheiden, alleen door de kleur van hun gevederte. ↑
Zie ook den heer Swinhoe in „Ibis”, Juli, 1867, blz. 131; en een vorige verhandelingmet een
uittreksel van een aanteekening van den heer Blyth, in „Ibis”, Jan., 1861,blz. 52. ↑
Wallace, „The Malay Archipelago”, vol. II, 1869, blz. 394. ↑
Deze soorten zijn beschreven, met gekleurde figuren, door den heer F. Pollen in „Ibis”,1866,
blz. 275. ↑
„Het Varieeren der Huisdieren en Cultuurplanten”, Nederl. Vert., Deel I, blz. 291. ↑
Macgillivray, „Hist. British Birds”, vol. I, blz. 172–174. ↑
Zie over dit onderwerp, hoofdstuk XXIII in het „Varieeren der Huisdieren en Cultuurplanten.” ↑
Audubon, „Ornith. Biography”, vol. I, blz. 193. Macgillivray, „Hist. Brit. Birds”, vol. III, blz. 85.
Zie ook het vroeger vermelde geval van Indopicus carlotta. ↑
„Westminster Review”, Juli 1867, en A. Murray, „Journal of Travel”, 1868, blz. 83. ↑
Omtrent de Australische soort, zie Gould’s „Handbook” enz., vol. II, blz. 178, 180, 186 en 188.
In het Britsch Museum kan men voorwerpenvan den Australischen trapkwartel (Pedionomus
torquatus) zien, die soortgelijke seksueele verschillen vertoonen. ↑
Jerdon, „Birds of India”, vol. III, blz. 596. De heer Swinhoe in „Ibis”, 1865, blz. 542; 1866, blz.
405. ↑
Jerdon, „Birds of India”, vol. III, blz. 677. ↑
Gould’s „Handbook to the Birds of Australia”, vol. II, blz. 273. ↑
„The Indian Field”, Sept. 1858, blz. 3. ↑
„Ibis”, 1866, blz. 298. ↑
Omtrent deze verschillende opgaven, zie Gould’s „Birds of Great Britain”. Prof. Newton meldt
mij, dat hij reeds sinds lang overtuigd is geweest, wegens zijneigen waarnemingen en die
van anderen, dat de mannetjes van de bovengenoemde soortenden plicht der uitbroeiing hetzij
geheel of grootendeels op zich nemen, en dat zij„veel meer toewijding aan hun jongen
vertoonen, als deze in gevaar zijn, dan de wijfjes.”Evenzoo is het, naar hij mij meldt, bij de rosse
Grutto (Limosa Lapponica) en eenige andere Moerasvogels bij welke de wijfjes grooter zijn en
sterker tegenelkander afstekende kleuren bezitten dan de mannetjes. ↑
De inboorlingen van Ceram (Wallace, „Malay Archipelago”, vol. III, blz. 150) verzekeren, dat
het mannetje en het wijfje beurtelings op deeieren zitten; maar deze meening kan, naar de
heer Bartlett denkt, worden verklaard,doordat het wijfje het nest bezoekt om haar eieren te
leggen. ↑
„The Student”, April 1870, blz. 124. ↑