bezoeken op dit uur, van onbekenden, die op dezelfde wijze zwijgend
binnengelaten werden. Dat waren hooge persoonlijkheden, wier namen men
heel zacht fluisterde. Hem scheen men voor compromitteerend te houden,
dat men met hem buiten weten der omgeving, kalm met hem wenschte te
praten, zonder zich tot iets te verbinden.
Dan kon hij zich plotseling de oorzaak van het geritsel, dat hij zooeven
gehoord had, verklaren, hij zag op het wandtafeltje naast de lamp een klein
houten kistje, een soort diep bord met handvaten, waarin zich het overschot
van een avondmaaltijd, vaatwerk, een courant, een flesch en een glas
bevonden. Hij begreep, dat mijnheer Squadra, nadat hij die overblijfselen in
de kamer gezien had, deze in dit vertrek gebracht had en toen weer naar
binnen gegaan was, om verder de tafel af te nemen. Hij wist, dat de paus
zeer matig was; wist, dat hij zijn maaltijden aan een klein tafeltje gebruikte,
waarbij alles tegelijk in dit kleine houten kistje binnengebracht werd: één
vleesch, één groente, een paar slokjes bordeaux op voorschrift van den
geneesheer, en voor alles bouillon, koppen bouillon, die hij gaarne aan oude
kardinalen, die tot zijn vrienden behoorden, aanbood.
De gewone maaltijden van Leo XIII kostten niet meer dan acht francs per
dag. O, zwelgerijen van Alexander VI! O, festijnen en feestgelagen van
Julius II en Leo XI. Maar weer kwam er een geritsel uit de kamer, dat hij
niet uitleggen kon; hij schrok van zijn onbescheidenheid en trok zijn hoofd
terug, toen hij meende de geheele roode troonzaal in den dooden vrede,
waarin zij sliep, te zien opvlammen.
Daar hij te zenuwachtig was, om onbeweeglijk te blijven, begon hij met
zachte stappen op en neer te loopen. Die mijnheer Squadra—hij herinnerde
zich nu plotseling het van Narcisse gehoord te hebben—was een voorname
persoonlijkheid, een zeer invloedrijk man, de lievelingsdienaar van Zijne
Heiligheid, de eenige, die hem ertoe kon overhalen op ontvangdagen een
schoone witte soutane aan te trekken, wanneer degene, die hij droeg, vuil
was van het vele snuiven. Zijne Heiligheid stond er beslist op zich iederen
nacht geheel alleen in zijn kamer op te sluiten en niemand bij zich te laten
slapen; dit geschiedde uit een gevoel van onafhankelijkheid, maar ook, naar
men zeide, uit den angst van een vrek, die met zijn schat alleen slapen wil.