Arenbergpark in Heverlee. Vijf eeuwen tuinarchitectuur!

HildeV1 13 views 48 slides Sep 02, 2025
Slide 1
Slide 1 of 48
Slide 1
1
Slide 2
2
Slide 3
3
Slide 4
4
Slide 5
5
Slide 6
6
Slide 7
7
Slide 8
8
Slide 9
9
Slide 10
10
Slide 11
11
Slide 12
12
Slide 13
13
Slide 14
14
Slide 15
15
Slide 16
16
Slide 17
17
Slide 18
18
Slide 19
19
Slide 20
20
Slide 21
21
Slide 22
22
Slide 23
23
Slide 24
24
Slide 25
25
Slide 26
26
Slide 27
27
Slide 28
28
Slide 29
29
Slide 30
30
Slide 31
31
Slide 32
32
Slide 33
33
Slide 34
34
Slide 35
35
Slide 36
36
Slide 37
37
Slide 38
38
Slide 39
39
Slide 40
40
Slide 41
41
Slide 42
42
Slide 43
43
Slide 44
44
Slide 45
45
Slide 46
46
Slide 47
47
Slide 48
48

About This Presentation

Tells the story of Arenberg Park in Heverlee (Belgium), a park that spans five centuries of landscape architecture.
The Arenberg Park in Heverlee is one of the few parks in Flanders whose evolution can be traced back over several centuries. The oldest known layout dates from the 16th century, when t...


Slide Content

Arenbergpark
erfgoedsite in Heverlee
vijf eeuwen tuinarchitectuurHilde Verboven 2024
1

Arenbergpark, erfgoedsite in Heverlee
Vijf eeuwen tuinarchitectuur
Hilde Verboven
Colofon
Brochure gemaakt voor de Open Monumentendag 2024
in het jaar waarin Leuven gaststad was.
Foto’s op het coverblad zijn van Hilde Verboven, onder de CC-BY 4.0 licentie
De tekst en de GIS-kaartjes van deze brochure vallen onder de CC-BY 4.0 licentie
Andere afbeeldingen: zie bron en copyright zoals vermeld in bijschrift
Heel veel dank aan de KULeuven, Koninklijke Bibliotheek, het Archief en Cultureel
Centrum van Arenberg in Edingen en het Algemeen Rijksarchief (AR-I-42025-13)
voor de toestemming om afbeeldingen uit hun collectie te gebruiken.
Paul Vanrespaille en Koen Himpe lieten hun kritische blik over de tekst glijden. Hun
waardevolle opmerkingen maakten de tekst beter. Dikke merci!
Bewerkt in QGIS door Hilde Verboven
Achtergrond Open Street Map
2
1600
17751843
1902
Sint-Lambertuskerkje
Celestijnenklooster
kasteel
1775

Arenbergpark overspant een geschiedenis van 500 jaar
Het Arenbergpark in Heverlee is één van de weinige parken in
Vlaanderen waarvan we de evolutie over meerdere eeuwen
kunnen volgen. De oudste gekende aanleg dateert van de
16de eeuw. De toenmalige eigenaars uit het geslacht de
Croÿkoesterden grootse plannen voor het kasteel van
Heverlee. Rond 1520, 1560 en opnieuw rond 1600 lieten ze
het kasteel en de omgeving ingrijpend veranderen. Op deze
site in de Dijle-en Voervallei drukten zij hun stempel.
Hun opvolgers, de familie van Arenberg, gaven de site
nieuwe impulsen. Rond 1770 vergrootten de hertogen van
Arenberg het park door de toevoeging van een uitgestrekt
gedeelte in landschappelijke stijl. Het huidige uitzicht van
het park is in grote mate bepaald door de overname van het
kasteeldomein door de universiteit van Leuven in 1921-1927.
Sindsdien verschenen nieuwe gebouwen in het domein.
De eerste parkaanleg onder de Croÿ(1520-1600)
Onder Guillaume de Croÿ(1485-1521) evolueerde Heverlee
van een omgrachtelaatmiddeleeuwse site met donjon en
watermolen tot een kasteelnaar de toenmalige overheersende
smaak. Langs de Dijleverscheen de nu nog herkenbare
hoofdvleugel met hoektorens in traditionele stijl, met
laatgotische invloeden en verrijkt met renaissance-elementen.
Nog maar enkele decennia eerder had de familie de Croÿhet
domein in handen gekregen (1446). Doorgaans opereerde deze
familie vanuit haar traditionele uitvalsbasis in het Henegouwse
Beaumont. Van daaruit breidde ze haar bezittingen al gauw uit
tot een netwerk over de grenzen van verschillende
vorstendommen. De vorming van een ‘grensoverschrijdende’
adel paste in de centralisatiepolitiek van de Bourgondische
hertogen. Voor de Bourgondiërs was het handig om één van
hun vertrouwelingen in een positie te manoeuvreren dicht bij
Leuven, de oude hoofdstad van het hertogdom Brabant.
1596
tekening door Pierre Lepoivre
Oudste afbeelding van het kasteel
van Arenberg, dat in 1520 is
gebouwd, wellicht naar een
ontwerp van Mathijs III-
Keldermans, bouwmeester van
Leuven. Opvallend is de laat-
middeleeuwsedonjon, een
overblijfsel van voor de komst van
de familie de Croÿ.
Afgebroken rond 1596.
De hoefijzervormige gracht rond
het kasteeleiland is inmiddels ook
verdwenen.
Bron KULeuven
Universiteitsarchief, domeinarchief
Arenberg, nr. 2420 (zie ook
Koninklijke Bibliotheek,
Handschriftenkabinet, MS II 2123
f°99-100: schetsboek van Leuven
en Heverlee)
1596
tekening door Pierre Lepoivre
Het 16
de
-eeuwse
kasteeleiland was volledig
door water omringd, gelegen
op een eilandje en omsloten
door een hoefijzervormige
gracht met vier
opeenvolgende concentrische
wallen en een bomenrij
Bron KULeuven
Universiteitsarchief,
domeinarchief Arenberg,
nr. 2420bis
Bruul
donjon
watermolen
Dijle
wallen
donjon
Kasteel in L-vorm
3

De eerste parkaanleg (1520-1600) //
Na het verwerven van de heerlijkheid Heverlee bouwden de
Croÿshun patrimonium verder uit door bewuste aankopen in
de omgeving van het domein, waaronder het Heverleebos
dat ze als jachtgebied gebruikten. Pas daarna richtten ze hun
belangstelling op het kasteel zelf. Dat mocht best wel wat
meer opsmuk en uitstraling krijgen. De eerste
bouwcampagne startte rond 1517.
Vermoedelijk kwam de eerste parkaanleg enkele decennia
later tot stand (1560-1577). Die wordt voor het eerst
zichtbaar op een kaart uit 1596, die het kasteeldomein in al
zijn facetten toont. De kasteelsite was volledig door water
omringd, gelegen op een eilandje en omgeven door een
hoefijzervormige gracht en vier opeenvolgende
concentrische wallen en een bomenrij. Eigenlijk vormde dit
de kern van het middeleeuwse domein, gelegen in de
Dijlevalleitussen twee waterlopen, de Dijleen de Voer, en
dus gemakkelijk te verdedigen.
Aansluitend bij het eilandje lag de Bruul, een uitgestrekt
hooiland van 12 ha waar je nu de wetenschapscampus
vindt. Opmerkelijk was het feit dat op de Bruultot lang
middeleeuwse hooi-en transportkarweien rustten. Het doet
vermoeden dat dit stuk van het park uit de oude
middeleeuwse heerlijkheid van Heverlee is ontstaan.
Aan de rechteroever van de Dijlevoltrokken de nieuwe
ontwikkelingen zich. Daar kwam een lusttuin ingedeeld in
geometrisch aangelegde parterres, een met bomen
omzoomde dreef, het neerhof met stallingen op het
knooppunt van twee dreven, waarvan één naar het nieuw
gebouwde Celestijnenkloosterleidde. Guillaume de Croÿ
had immers de wens uitgedrukt om daar een laatste
rustplaats in een nieuw te bouwen mausoleum te krijgen.
1596
Oudst gekende
parkaanleg uit de
periode 1560-1577
naar een ontwerp van
vermoedelijk Philippe
III de Croÿ.
De lusttuin was
ingedeeld in
geometrisch
ingedeelde parterres
met kunstige
snoeivormen als
verticaliserend
element. Op de vier
hoeken een tuinprieel.
Neerhof gebouwd na
1547 en alweer
afgebroken rond 1600
Bron KULeuven
Universiteitsarchief,
domeinarchief
Arenberg, nr. 2414 f°8
lusttuin
Dreef naar Celestijnenklooster
dreef
neerhof
watermolen
molenvijver
Dijle
4

Pracht en praal in renaissancestijl onder Charles de Croÿ(rond 1600)
Enkele generaties later liet renaissancevorst Charles de Croÿ
prestigieuze plannen voor het kasteel en vooral voor het park
opmaken door Pierre Lepoivreen Pierre de Bersacques. De
site moest meer uitstraling krijgen. Charles de Croÿwas de
man die al zijn bezittingen op oliedoek liet schilderen of op
kaart liet optekenen, gekend van de ‘Albums de Croÿ’. Hij
volgde het beheer van zijn domeinen nauwkeurig op, wat uit
zijn aantekeningen op de doeken of kaarten blijkt.
Zijn band met Heverlee en Leuven bleek ook uit zijn
belangstelling voor klassieke talen aan het Collegium
Trilinguein Leuven. Wanneer Charles de Croÿzich in 1606 uit
het publieke leven terugtrok, vestigde hij zich afwisselend in
Beaumont en Heverlee. Zijn kasteeldomein in Heverlee was
dus belangrijk voor hem.
Kaarsrechte dreven: het verhaal van ‘den dreef’ (1605)
Om te beginnen zorgde Charles de Croÿvoor een betere
toegang naar het kasteeldomein. De middeleeuwse wegen
van Leuven naar het kasteel verving hij door kaarsrechte
dreven. De meest gekende is de huidige Mercierlaan, in de
volksmond ‘den dreef’ genoemd. Laag gelegen aan de rand
van de Dijlevalleivolgde het tracé een geaccidenteerd
terrein.
Voor de aanleg in 1605 spaarde Charles de Croÿkosten noch
moeite. Hij kocht of ruilde de gronden voor het nieuwe
wegtracé en liet zelfs een groot stuk van de hoger gelegen
rand van de Dijlevalleiafgraven om de nieuwe dreef vlak te
kunnen leggen. Door al dat grondverzet raakte het romaanse
parochiekerkje Sint-Lambertus van Heverlee afgesneden van
de rest van de hoogte waarop het gesitueerd was.
Oorspronkelijk lag het kerkje op een hoger gelegen uitstulping
van de valleirand. Maar om de dreef recht te trekken werd het
tracé in de uitstulping uitgegraven, vlak naast het kerkje. Een
deel van het kerkhof moest er speciaal voor wijken.
De hele toestand was illustratief voor de voortvarendheid
waarmee Charles de Croÿzijn plannen realiseerde. Voor het
afgraven van een hele valleiwand over een lengte van 800m
draaide hij zijn hand niet om. De met linden beplante dreef
moest en zou er komen, want ze was belangrijk voor de
herinrichting van de tuin voor het kasteel. Ze opende -letterlijk-
het perspectief op het kasteel.
Charles de Croÿ
1560-1612
Bron Bibliothéque
nationale de
France, Gallica
Rond 1605
Sint-Lambertuskerkje, de oudste parochiekerk van Heverlee
Links voorstelling van de oude toestand, waarbij het kerkje
nog integraal deel uitmaakte van de hoger gelegen
valleirand.
Onder nieuwe toestand na de aanleg van de kaarsrecht
aangelegde dreef (nu Mercierlaan) in 1605 door Charles de
Croÿ. Over een afstand van 800m liet hij de valleirand
afgraven tot een rechte, doorlopende en steile wand die het
reliëf langs de Mercierlaannog altijd typeert.
Let op de houten palissade langs de dreef en de met linden
beplante bomenrij.
Bron Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenkabinet, MS II
2123f°100, 105, 106: schetsboek van Leuven en Heverlee,
vermoedelijk van de hand van Joost Van der Baren
5

Kadertekst
Een dreef aanleggen in de 17
de
eeuw
Hoe leg je begin 17
de
eeuw een dreef aan? Met branie en veel geld. En dat had Charles
de Croÿten overvloede. De eerste opdracht was de grond verwerven waarop hij de
dreef kon aanleggen. De kaart hier linksonder vermeldt in de legende van wie Charles
de Croÿde gronden kocht of ruilde.
Het aanzien van Croÿzal wel hebben meegespeeld in de toelating van de
aartsbisschop om een deel van het kerkhof rond de Sint-Lambertuskerk te ontruimen.
En ook al had de Croÿde volledige parochiekerk liever naar een andere locatie
verplaatst, toch moest hij genoegen nemen met de gedeeltelijke ontruiming van het
kerkhof. Dat was al uitzonderlijk genoeg. Alle menselijke resten die bij het afgraven van
de heuvel ter hoogte van het nieuwe wegtracé werden opgedolven, moest hij naar het
overblijvende kerkhof naast de kerk laten overbrengen.
De grond die bij het afgraven van de valleiwand vrijkwam, gebruikten de arbeiders om
de dreef vlak te leggen en om een vijver nabij het kasteel te dempen. De onverharde
weg was voldoende breed voor een koets met paarden. In 1605 was de 1200m lange
dreef klaar. Ze verbond het kasteel met de Naamsepoort in Leuven. De weg naar
Leuven lag voor Charles de Croÿnu helemaal vrij.
Ruim 400 jaar na de aanleg fietsen dagelijks duizenden studenten via deze dreef naar
de wetenschapscampus in Heverlee. In al die tijd veranderde het uitzicht van de dreef
op enkele punten, zoals de boomsoorten. In 1605 flankeerden lindenbomen de dreef.
Ruim 140 jaar later werden ze vervangen door olmen (en in mindere mate haagbeuk).
Om ze tegen vraat te beschermen, werden de jonge boompjes ‘verdoornd’ door ze met
doornachtige planten te omringen. Olmen bleven zeker tot begin 20
ste
eeuw het beeld
van de dreef bepalen. De dreef die sinds 1840 was gekasseid, had aan weerszijden
een voetpad, aan de ene kant begrensd door een dubbele olmenrij, aan de andere kant
door de parkmuur en een enkele bomenrij. Na de olmenziekte zijn ze in 1907 door
(geënte) paardenkastanjes vervangen.
In 1784 werd de dreef verbreed tot 3,30 m. Bij die gelegenheid werd het Sint-
Lambertuskerkje verkleind door het koor en de zijbeuken af te breken. Over het
precieze tijdstip zijn we niet helemaal zeker, maar wellicht werd toen ook de
beeldbepalende bakstenen muur langs de dreef opgetrokken. Voorheen stond er
wellicht een houten palissade of latwerk.
Dreef, aangelegd door Charles de Croÿin 1605, ook gekend als ‘den dreef’, in 1921 tot Kardinaal Mercierlaanomgedoopt
Boven middeleeuws wegtracé vóór de aanleg van de dreef (<1605)
Onder plan voor de aanleg van de dreef door landmeter Pierre de Bersacques(1598)
Bron KULeuvenUniversiteitsarchief, domeinarchief Arenberg, nr. 2414 f°13 (boven) nr. 2419/I f°2-3 (onder)
Hove
(verdwenen
gehucht
Galg en rad
Dijle
Sint-Lambertuskerk
Weg van Leuven naar Heverlee
Cambrug
Molenstraatje
Sint-Lambertuskerk
6

Plan van het park rond 1612
7
rond 1612
Arenbergpark ten tijde van Charles de Croÿ
Bewerking in GIS door Hilde Verboven, gebaseerd op
historische kaarten KULeuvenUniversiteitsarchief,
Domeinarchief Arenberg
Achtergrond Open Street Map
Dijle
Celestijnen
klooster
Stalling
(later Oude
Kantien)
College (niet
gerealiseerd)

Dreven en ereplein als basisstructuur van de nieuwe parkaanleg (1600)
Tussen 1596 en 1605 hertekende Charles de Croÿde hele
ruimte voor het kasteel. Ook al was die nog maar enkele
decennia vroeger door zijn vader uitgetekend, Charles was
niet met de bestaande toestand opgezet.
Zijn grootste verandering bestond uit de creatie van een
grote ruimte voor het kasteel: het ereplein, dat hij over de
volledige breedte van de kasteelgevel liet aanleggen. Het
neerhofmet stallingen moest daarvoor wijken, want dat
belemmerde het zicht. Net die ruimte voor het kasteel wilde
Charles de Croÿmeer uitstraling geven door ze breder en
dieper te maken en met een fontein te verfraaien. En dus liet
hij het neerhof afbreken, het terrein nivelleren en de
stallingen verplaatsen naar het uiteinde van het ereplein. Dat
werd de huidige ‘Oude Kantien’. Aan de overzijde zou
symmetrisch een nieuw neerhof komen, met daarnaast een
universiteitscollege, maar verder dan de funderingen reikte
de bouw niet. Voor de constructie werd een deel van de
helling afgegraven, zodat het loopniveau even hoog lag als
dat van ereplein. Lindendreven omzoomden het ereplein aan
de twee lange zijden.
In het verlengde van het ereplein vormde een dreef, de
huidige hertog Engelbertlaan, een zichtas van en naar het
kasteel. Deze zichtas stond loodrecht op de nieuwe dreef
van 1605.
Het creëren van (zicht)assen was niet alleen vernieuwend,
maar gaf ook uitdrukking aan de drang om de hele omgeving
in het parkontwerp te betrekken en dus uit de besloten
ruimte van een tuin te breken. In dit geval vormde het
ereplein in combinatie met de loodrecht op elkaar staande
dreven (de huidige Mercierlaanen de hertog Engelbertlaan)
de basisstructuur voor het park uit het begin van de 17
de
eeuw. Door de aanleg van de kaarsrechte dreven greep
Charles de Croÿin op de middeleeuwse lokale wegen, die
zich al kronkelend een weg doorheen het landschap
baanden. Ze raakten in onbruik en gingen helemaal in de
omgeving op.
Wie voortaan via de dreven het kasteel naderde, voelde de
blik automatisch op het kasteel getrokken. En dat was ook
het effect dat Charles de Croÿvoor ogen had. Missie
geslaagd.
Begin 17
de
eeuw, ereplein voor het kasteel van Heverlee, aangelegd in opdracht van Charles de Croÿ
Bron Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenkabinet, II 2123f°102: schetsboek van Leuven en Heverlee,
vermoedelijk van de hand van Joost Van der Baren
8

Geometrische aanleg
Het open ereplein voor het kasteel vormde het structurerend
element voor de aanleg van de tuinen bij het kasteel van
Heverlee. De tuinoppervlakte verdubbelde ongeveer om
plaats te geven aan vier compartimenten, van elkaar
gescheiden door het brede ereplein.
Voor de aanleg van de nieuwe tuinen had Charles de Croÿ
duidelijk een renaissance ontwerp voor ogen. Dat kwam het
best tot uiting in de vier geometrisch aangelegde tuinen,
waarvan twee met fruitbomen (pruimen en kersen), een
lusttuin en een moestuin, lees kruiden-en groententuin.
Typisch voor deze tuinen was de combinatie van nut met
sier. Sierlijk zijn de geometrisch vormgegeven parterres. Qua
plantenkeuze waren dergelijke tuinen ook nuttig, omdat er
altijd wel groenten, fruit en kruiden in de fraai ontworpen
perken te vinden waren. Voor de bloemen stonden onder
andere margrieten en bollen van narcissen, tulpen, irissen
en gladiolen op de aankooplijst. Uit de domeinrekeningen
weten we dat soorten als laurier, mirte, vijg en seringen
werden aangekocht. Maar ook naaldbomen zoals cipressen,
taxus en den kwamen als verticaliserendelement in de tuin
voor. Lang niet alle aanplantingen zijn bekend. Vele planten
kwamen allicht uit kwekerijen van andere domeinen van de
Croÿ-familie.
Lusttuin, formeel en tegelijk zinneprikkelend
De lusttuinvan ongeveer 1 ha was opgebouwd rond
kruisende zandpaden die de tuin in vier kwadranten
indeelden. Hoe de vier kwadranten binnenin precies waren
vorm gegeven, weten we niet exact, omdat er verschillende
beschrijvingen van bestaan. Charles de Croÿzelf gaf de
instructies voor de tuinaanleg aan verschillende van zijn
personeelsleden, maar die verschilden onderling op
sommige punten.
In de ene beschrijving kwam er bijvoorbeeld een labyrint
met hoge hagen voor, in de andere beschrijving overwogen
bloem-en haagbroderieën, als waren het kunstig geweven
motieven. In nog een derde beschrijving liet Charles de
Croÿzich inspireren door zijn wapenschild, in vorm en kleur
door bloemen gevisualiseerd.
Wat wel zeker is, is dat de lusttuin omgeven was door een
meidoornhaag, geleid tegen houten latwerk. Op de hoeken
stonden zogenaamde hobettes, houten prieeltjes omgeven
door lindes waarvan het gebladerte tegen een houten
steun-en dakconstructie werd geleid. Twee waren met een
hydraulisch systeem ingericht “pour mouillerles dames”
(één zelfs met een kunstgrot), andere met vogelkooien. De
ruimte tussen de hobetteswas zo ingericht dat ze kon
dienen als oefenplaats voor kruisboogschieten, een
geliefkoosd tijdverdrijf voor de adel.
De lusttuin moest een streling voor het oog zijn én
prikkelde ook de andere zintuigen met de geur van
bloemen, het gekwetter van vogels of de sensatie van
water uit het hydraulisch systeem dat -tot groot jolijt van
de omstaanders-via ‘bedriegertjes’ of fonteintjes een niets
vermoedende bezoeker verraste. Plezier en ontspanning
vormden het doel van deze sensuele tuinervaring naar
werelds vermaak.
Hobette(rond 1600)
Detail uit Adriende
Montigny’sgouache
“Chastiav de Hevre” van
het kasteel van Heverlee,
privécollectie.
9

Geometrische aanleg
Moestuin en lovergang
De moestuin van 1,5 ha, ook kruidhofgenoemd, had
eenzelfde opbouw als de lusttuin: paden in kruisvorm
verdeelden de tuin in vier kwadranten. Ook elk kwadrant
kreeg een onderverdeling in vier compartimenten. In drie van
de vier compartimenten lagen ‘groentenbedden’ voor de
kweek van diverse groenten of fruit, zoals asperges,
artisjokken, (bos)aardbeien, meloenen, komkommers,
bloemkolen, wortelen, rapen, erwten en pastinaken.
Afwisselend bleef één blok braak liggen. Elk compartiment
was omgeven door vruchtdragende boompjes of struiken,
zoals aalbes, kruisbes, kweepeer, mispel, abrikoos of perzik.
En ook de vier kwadranten waren omhaagd, met daarrond
nogmaals een meidoornhaag tegen houten latten.
Een strook ten westen van de moestuin (tegen de huidige
Celestijnenlaan) was bedoeld voor een lovergang of ‘feuillée’
opgebouwd rond een houten constructie waartegen lindes
werden geleid.
Boomgaarden
De twee boomgaarden, samen 2,5 ha, werden volgens een
rechthoekig plan aangelegd, met de bomen in een strak
lijnvormig plantverband, daartussen gras, het geheel
omringd door een meidoornhaag. De domeinrekening van
1609 bevestigt het bestaan van een kersentuin en een
appeltuin.
Wildpark
Ten noorden van de Sint-Lambertuskerk en bezijden de
lusttuin strekte zich een soort wildparkje uit. Tussen de
bomen schilderde de cartograaf enkele dieren, een
gebouwdatvermoedelijk een stalling moet voorstellen en
een vijver. Mogelijk stonden ook hier fruitbomen. Toch
menen we dat deze ruimte ook echt wel als dierenpark was
bedoeld, omdat het omheind was met –in dit geval-een
houten latwerk dat de dieren verhinderde te ontsnappen.
De parkaanleg ten noorden van het kasteel
Charles de Croÿfocuste vooral op de parkaanleg ten zuiden
van het kasteel, zoals blijkt uit de aanleg van de lusttuin, de
moestuin, de boomgaarden en het wildpark. Tegen 1606
waren de meeste van deze structuren gerealiseerd. Maar
over de aanleg rond het kasteel zelf, dus ten noorden van de
Dijlezijn we veel minder zeker. De enige kaart uit deze
periode annoteerde tuinen op het kaartbeeld, maar kleurde
ze niet in. Misschien was de aanleg wel al gepland, maar in
1606 –het jaar waarin de kaart is gemaakt-nog niet
gerealiseerd?
Wel bestaat er een prentdie het kasteel en zijn omgeving
vanuit het noorden in vogelperspectief afbeeldt. Daarop is
een parkaanleg te zien met centraal een zichtas in het
verlengde van het kasteel, geflankeerd door bomenrijen en
boomgaarden. Maar in hoeverre die enkel een plan of
intentie tot aanleg weergeeft, dan wel een realisatie, is
onzeker.
Toch menen we dat zeker de basisstructuur van de
parkaanleg ten noorden van het kasteel werd gerealiseerd.
Want de indeling met dreven, grachtstructuur en centrale
zichtas komt ook op 18
de
-eeuwse kaarten voor.
10
Interpretatie van de moestuin
door F. Sabbe, zie p. 14

11
Rond 1606
Parkaanleg rond het kasteel van Heverlee
Opgelet deze kaart is op het zuiden georiënteerd
Op de rechteroever van de Dijlezijn de lusttuin, de moestuin, de boomgaarden en het
wildpark al aangelegd. Op de linkeroever ten noorden van het kasteel zijn de annotaties
van tuinen te zien, maar geen sporen van aanleg. Mogelijk dateert die van later.
Bron Minnen 1993: Albums de Croÿ, plaat 65.
Dijle
Bruul
Dreef
Wildpark
Lusttuin Moestuin
Dreef,
11
Voer
Kaart uit 1606 met een schematisch overzicht van het park

Tekening en kaart van het park (begin 17eeuw)
Rond 1615
Parkaanleg ten noorden van het kasteel op deze prent die het kasteel en zijn omgeving vanuit het noorden in vogelperspectief afbeeldt
met centraal een zichtas in het verlengde van het kasteel, geflankeerd door bomenrijen en boomgaarden.
Bron Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenkabinet, MS II 2123f°102: schetsboek van Leuven en Heverlee, vermoedelijk door Joost Van der Baren
Rond 1605
Plan voor de aanleg van de tuinen rond het kasteel van Heverlee
De opbouw is zeer gelijkend aan de prent hier links. Bron KULeuven
Universiteitsarchief, domeinarchief Arenberg, nr. 2419 II f 2-3 en 2419 III f2-3
lusttuinmoestuinlovergang
boomgaard
boomgaard
12

Kadertekst
renaissancetuin
Waaraan herken je een renaissancetuin?
Een renaissancetuin was altijd geometrisch in aanleg. De
vormgeving kwam het sterkst tot uiting in de kunstig
aangelegde perken, geïnspireerd op een ingewikkeld
lijnenspel. De perken waren netjes afgeboord en ook binnen
hun contouren werden de planten in een welbepaalde vorm
of keurslijf gedwongen: gekunstelde snoeivormen waren
populair, maar ook geschoren hagen of geleide planten. Het
was de mens die de groeivorm van de plant bepaalde:
planten werden opgebonden en over een houten
steunconstructie geleid. Vaak kregen die de vorm van een
tunnel, rondgang of galerij met bijvoorbeeld een tongewelf,
waarmee de ontwerper architecturale volumes in de tuin
introduceerde.
Boeken en prentenreeksen als bron van inspiratie
In de 16
de
eeuw bloeide de belangstelling voor tuinen enorm
op. Wie tot de hoge adel behoorde was het aan zijn stand en
rang verplicht om bij zijn landgoed ook een prestigieuze tuin
aan te leggen. Opvallend was het hoe hoge heren zich in die
dagen op tuinen en botanica toelegden. Het was een teken
van moderniteit. Door met je interesse voor planten en
tuinen uit te pakken, toonde je dat je mee was met je tijd.
Sommige renaissancevorsten legden zelfs heuse
plantencollecties aan, net zoals ze antiquiteiten, kunst,
munten of boeken verzamelden. Hun inspiratie haalden ze
uit boeken en prentenseries van tuinontwerpen die in die tijd
furore maakten. De beroemde serie ‘Hortorum
viridariorumque’ (1583) van Hans Vredeman de Vries was
zo’n populaire prentenreeks die vele herdrukken kende.
Mensen konden er ideeën uit putten voor hun eigen tuinen.
Noem het gerust het Pinterestvan zijn tijd.
Rond midden 16
de
eeuw
De Lente. Uit de reeks de vier
seizoenen. Kopergravure.
Pieter Brueghel(1528-1569)
ontwerper, Pieter van der Heyden
(1520-1577) graveur, Hieronymus
Cock (1518–1570) uitgever.
Rechtsboven in de afbeelding zie
je mensen aan een lovergang met
houten latwerk in de vorm van een
tongewelf werken.
Bron PlantinMoretusmuseum,
online tentoonstelling.
Beeldige tuin, online
tentoonstelling van het Museum
Plantin-Moretus
PK.OP.20364
Rond 1583
Prent uit “Hortorum
Viridariorumqueelegantes”
(tweede uitgave in 1583).
Kopergravure.
Hans Vredeman de Vries (1525-
1609) ontwerper, Pieter van den
Borcht(1530-1611) graveur.
Kasteeltuin met geometrisch vorm
gegeven perken, lovergangen,
kunstige snoeivormen als
verticaliserendelement
Bron PlantinMoretusmuseum,
online tentoonstelling.
Beeldige tuin, online
tentoonstelling van het Museum
Plantin-Moretus
PK.OP.15745
13

Mannen maken plannen
Charles de Croÿals ‘ontwerper’ van het park bij zijn kasteel
In zekere zin mogen we Charles de Croÿals ‘ontwerper’ van het
park bij het kasteel van Heverlee beschouwen. Niet dat hij zelf
met passer, pen en papier aan de slag ging, daarvoor had hij
personeel, maar de bedenker was hij wel.
De hertog riep zijn persoonlijke secretaris Charles Milleten zijn
medewerker AugustinBellaboccabij zich en gaf hen instructies
over hoe zijn ideale tuin er moest uitzien. Dat weten we omdat
het universiteitsarchief van de KULeuvende instructieboeken
heeft bewaard. Deze ‘besognés’ somden op welke werken
wanneer moesten gebeuren en welke planten waar moesten
komen. Charles hield graag controle over zijn domein.
Met dit materiaal ging 400 jaar later onderzoeker Françoise
Sabbeaan het werk. Zij verwerkte de handgeschreven instructies
tot heuse ontwerpen. Zo zouden de tuinen er dus kunnen hebben
uitgezien. Voor de lusttuin gaf Croÿuiteenlopende instructies,
die Sabbetot drie interpretaties terug bracht. Het lijkt erop dat
het ontwerp linksboven (minstens gedeeltelijk) is gerealiseerd.
Wat is er effectief gerealiseerd?
Confronteren we de instructieboeken met de rekeningen, waarin
de uitgaven voor het Heverlee-domein zijn genoteerd, dan geeft
dat een idee van de realisatie van de tuinen. Tussen 1599 en
1602 stegen de uitgaven voor tuinaanleg en onderhoud enorm.
In die periode werden de tuinen bij het kasteel aangelegd. Enkele
uitgaven trekken de aandacht, zoals de betaling van een tuinman
voor de aankoop van kruiden voor het labyrint in Heverlee.
Minstens één gedeelte van de lusttuin moet dus als
kruidenlabyrint zijn ingericht.
Ook naaldbomen kwamen in de tuinen voor, wellicht ingezet als
verticaliserendelement. Bij een Franse handelaar kocht de Croÿ
dennen aan. Andere exemplaren liet hij vanuit een bos bij Diest
naar Heverlee transporteren. Cipressen kocht hij in groten getale
aan, maar die overleefden de strenge winters niet. In 1608
verving hij ze door taxus en buxus.
Rond 1600
Interpretaties door FrançoiseSabbevan
tuinontwerpen volgens de instructies van
Charles de Croÿaan zijn personeel
Linksboven de lusttuin
Linksonder de moestuin
Hierboven wellicht niet gerealiseerde
ontwerpen van de lusttuin
Bron SabbeF. 1992, p.88, 92, 94, 114.
Lusttuin
Moestuin
14

Mannen maken plannen
Charles de Croÿals ‘ontwerper’ van het park bij zijn kasteel
Voor de bloementuin kocht Charles de Croÿverschillende
soorten bloembollen, zoals iris, gladiool, narcis. Uit zijn
rekeningen komt nog een opvallende aankoop voor: tulpenbollen.
Nog maar sinds 1570 bloeiden de eerste tulpen in tuinen van de
Lage Landen. Ze waren extreem duur, gezocht en behalve bloem
ook een statussymbool. De tulpengekte zou in 1636 trouwens de
eerste beurscrash als gevolg van speculatie veroorzaken.
Een volledig plantenbestand kunnen we niet reconstrueren,
omdat lang niet alle planten werden aangekocht. Croÿliet ook
planten uit andere tuinen of kwekerijen overbrengen, waaronder
zijn kasteeltuin in Sint-Joost-ten-Noode.
In zijn instructieboek schrijft Charles de Croÿover fonteinen of
waterspuwers in een kunstgrot, elementen die het prestige van
zijn tuinen kracht bijzetten. Van fonteinen is in de rekeningen
weinig terug te vinden. Wel kwam een Duitse ‘fontenier’ in de tuin
van Heverlee in actie, wellicht voor de aanleg van een
buizensysteem als toevoer voor een hydraulische installatie.
Misschien diende de installatie om waterspuwers in de kunstgrot
te bevoorraden? In 1601 bestelde Croÿin elk geval bij een
Antwerpse smid en beeldhouwer een zogenaamde ‘montagne
artificielle’. Afbeeldingen zijn er niet van bekend, maar meestal
werd zo’n grot opgebouwd uit natuurstenen en afgewerkt met
schelpen, beelden en waterspuwers.
Voor de realisatie van de tuinen rekende Charles de Croÿop de
expertise van zijn tuinmannen. Vader en zoon Pierre Servay
kwamen speciaal over van de kasteeltuinen in Sint-Joost-Ten-
Noodeom de plaatselijke tuinman Adriaan Van Bullestraetenbij
te staan. De Servaysstonden voor de aanleg in, waaronder de
aanleg van de perken, de lovergang, de vormsnoeivan de hagen
en struiken, de boomverzorging, het planten of zaaien van
bloemen en keukenkruiden en de aanleg of het onderhoud van de
paden.
Een kasteeldomein zonder bewoners en zonder ziel
Leegstand en verval na 1612
Na de dood van Charles de Croÿin 1612 ging een deel van de
zorgvuldig vormgegeven renaissancetuinen verloren. De
hoofdstructuur van de tuin met een ereplein en vier
flankerende parterres en boomgaarden bleef wel herkenbaar,
maar de invulling, vormgeving en ornamentiek gingen verloren.
Zonder doorgedreven onderhoud viel zo’n tuin gemakkelijk ten
prooi aan verwaarlozing. En zo gebeurde het ook. De
verwaarlozing sloeg toe, toen het kasteeldomein van Heverlee
nog maar amper bewoond werd.
Edingen werd de favoriete plek voor de nieuwe eigenaars, de
Arenberg familie. Zij waren de erfopvolgers van de kinderloos
gestorven Charles de Croÿ. Zijn zus Anne de Croÿdie met
Charles d’Arenbergwas getrouwd, werd na jaren van
getouwtrek over de erfenis de erfgenaam van het Croÿ-
‘imperium’ en bracht de bezittingen waaronder het domein
van Heverlee in het adellijk domein van de Arenbergs in. Maar
ze konden er niet intrekken, zolang de weduwe van Charles de
Croÿnog leefde en het vruchtgebruik over het kasteel van
Heverlee hield. De Arenbergs gaven bovendien de voorkeur
aan het nieuw verworven Edingen, waar voldoende ruimte
bestond (266 ha) voor de uitbouw van een uitgestrekte en
prestigieuze baroktuin.
Zonder glamoureuzebewoners verloor het kasteeldomein van
Heverlee zijn glans en luister. Onderdelen van de tuin werden
aan verschillende gebruikers verpacht: de lusttuin werd een
weide (1677), de kersentuin verdween al in 1642 toen de
bomen afstierven en daarna gekapt werden, een lot dat ook de
appelboomgaard in 1677 ten dele viel. Alleen de moestuin,
niet toevallig het meest praktisch bruikbare onderdeel van de
renaissancetuin uit 1600, werd nog volop benut. De loverwand
aan de rand van de moestuin werd weliswaar vervangen door
een brede gracht (1642), die er nu nog altijd ligt.
Charles d’Arenberg
1550-1616
Door zijn huwelijk met de zus
van Charles de Croÿkwam
het domein van Heverlee in
handen van de
Arenbergfamilie
Bron KULeuven
Kunstpatrimonium
Arenbergverzameling
15

Vernieuwd elan onder de Arenbergs (18
de
eeuw)
Vanaf de 18de eeuw kregen de Arenbergs meer interesse in
hun kasteeldomein van Heverlee. Deze hernieuwde
belangstelling had mogelijk te maken met de jacht, waarbij
het kasteel van Heverlee de uitvalbasis voor jachtpartijen in
Heverleebos werd. Vanaf 1727 werd met dat doel voor ogen
een complex van loodrecht op elkaar aansluitende dreven
uitgetekend, eerst in Heverleebos, later ook in
Meerdaalwoud. Van het kasteel tot aan Heverleebos kwam
er een rechtstreekse toegangsdreef (nu Prosperdreef)
aansluitend op de al bestaande zichtas van de hertog
Engelbertlaan. En de dreef naar het Celestijnenklooster werd
ook verder doorgetrokken tot in een nieuw aangesneden
parkgedeelte tussen de (huidige) Mercierlaanen de Dijle. In
dit nieuwe parkgedeelte liet Arenberg een strak aangelegd
middelhoutbos aanplanten. Door dat alles vergrootte de
parkaanleg aanzienlijk. De formele aanleg bleef weliswaar
overheersen.
Het overblijvende vak uit de parkaanleg van 1600, met name
de oude moestuin, kreeg een nieuwe invulling als ‘jardindu
bassin’. Een rond waterbekken vormde het middelpunt van
deze rechthoekige tuin. Vanuit dit ronde punt vertrokken
straalvormig acht paadjes, die de tuin in acht
bloemenparterres met pioenen en rozen indeelden. Rechts
bevond zich de lovergang die toegang tot de ‘jardindu
bassin’ gaf, het geheel omringd door een gracht.
Ook het oude wildpark uit 1600 kreeg een opfrisbeurt. De
beboomde weide omgeven door een meidoornhaag en
gracht kreeg nieuwe stallingen (1757), het geheel
omgedoopt tot ‘pâtureà l’angloise’.
Behalve de uitbreiding van de oppervlakte veranderde de
globale parkstructuur nauwelijks. Op de basisstructuur uit
1600 werkten de Arenbergs verder.
1759
Opgefriste parkaanleg met het ‘jardindu bassin’, ereplein, boomgaarden, patureà l’angloise’ en parkbos
Bron Algemeen Rijksarchief, Kaarten en plattegronden in handschrift, reeks 1 supplement 2 (I 012) nr. 2313
Bruul
1759
jardindu bassin
tegenover de watermolen
Bron Algemeen Rijksarchief,
Arenbergfamilie kaarten en
plannen,nr. 1244
16

Eén van de vroegste parken in landschappelijke stijl in Vlaanderen (1775)
In 1775 volgde geheel volgens de nieuwe mode een drastische
heraanlegvan het park in landschappelijke stijl. De toenmalige
hertog van Arenberg, Charles-Marie-Raymond, maakte in 1771
een reis naar Engeland om er nieuwe exotische boomsoorten en
hun aanpassing aan ons klimaat te bestuderen. Daar kwam hij
in contact met de nieuwe stijl van de Engelse parkaanleg. Het
inspireerde hem om het ook in Heverlee over een heel andere
boeg te gooien.
Nieuw park in landschappelijke stijl
Het nieuwe parkgedeelte dat nog maar enkele decennia eerder
in geometrische stijl uitgewerkt was, kreeg een grondige make-
over. Het kloppende hart van de nieuwe Engelse landschapstuin
lag bij het Geel Huis, een tuinpaviljoen in classicistische stijl,
dat Arenberg in 1775-1778 speciaal voor de gelegenheid door de
Franse architect de Morcourt liet bouwen. Ter plekke merk je dat
het Geel Huis wat hoger ligt, een effect dat Arenberg bewust
nastreefde om de natuurlijke aanblik van het park te vergroten.
Terwijl zijn voorouder Charles de Croÿer alles aan had gedaan
om de omgeving van het kasteel biljartvlak te leggen, werd die
nivellering 170 jaar later weer omgekeerd. Het geëffende terrein
werd kunstmatig opgehoogd om het een meer natuurlijke ‘look
andfeel’ te geven.
Het licht golvende grasland rondom het Geel Huis gaf het een
open aanblik. Over de spaarzame bloemperken of
heestergroepen kon je heen kijken, net zoals je tussen de
stammen van de solitaire bomen tot in de verte kon turen. Dat
het Geel Huis aan drie zijden een terras met trap kreeg, was
geen toeval. De ontwerper van het paviljoen én van het park
creëerde vanaf elk terras zichten: in de richting van het kasteel,
een vergezicht over de Dijleen op Leuven, en een
korteafstandszichtnaar een beeldbepalende solitaire boom ten
zuiden van het Geel Huis. De architecturale vormgeving van het
eenvoudige paviljoen was dus mooi op het park afgestemd.
Nog opvallend is de integratie van de Dijleals natuurlijke
rivierloop in de parkaanleg. Langs de rechteroever van de
Dijlekwam er een pad of rondgang van waar de wandelaar
over de landbouwgronden aan de overzijde uitkeek. Het
integreerde als het ware de ruime omgeving in het
parkontwerp. En in de scherpe meander zien we een soort
paviljoentje, uitkijkpunt of belvédère verschijnen, omgeven
door bomen en het kabbelende water. Waterpartijen zoals
een nagebootste rivierloop met watervalletje of een vijver
waren vaste prik in landschappelijke parken. Met een kasteel
aan de Dijlesprak het voor zich dat Arenberg deze rivier in
zijn parkplan zou integreren. Het paste helemaal in het
programma van parken in landschappelijke stijl.
Toch merken we aan bijvoorbeeld de padenstructuur en de
omvang dat het om een vroeg-landschappelijk park gaat.
Slingerende paden zien we wel langs het centrale grasveld
rond het Geel Huis, maar voor het overige werd dat aspect
niet echt doorgetrokken in de rest van het park. Het parkbos
heeft een strakkere vormgeving.
En ook de omvang van het park is eerder beperkt, in geen
geval vergelijkbaar met de schaal die Engelse parken
haalden. Voor een landschapstuin had je veel ruimte nodig.
Een schuchtere poging tot parkuitbreiding voltrok zich aan
de oostvleugel naast het kasteel. Daar keek de hertogin van
Arenberg vanuit haar appartement op de eerste verdieping in
de rechterkasteeltoren uit over het nieuw gecreëerde
parklandschap. Enkele decennia eerder was aan die zijde de
gracht rond het kasteel gedempt (tussen 1727 en 1747). Een
lovergang scheidde het nieuwe parkgedeelte van de
achterliggende dienstgebouwen, een sociaal onderscheid
dat dus ook ruimtelijk tot uiting kwam.
Een duidelijk
gedateerd 18
de
eeuwsplan van het
Arenbergpark
ontbreekt. Op de
Ferrariskaart(1774
voor dit kaartblad) is
het nieuwe park nog
niet te zien. En de
eerstvolgende
gedateerde kaart is
van 1812 (zie p. 18)
Charles-Marie-Raymond
d’Arenberg
1721-1778
Bron KULeuven
Kunstpatrimonium
Arenbergverzameling
Kasteel en lovergang
Litho op plan van het park in
landschappelijke stijl, voor 1817
Bron Algemeen Rijksarchief,
Arenbergfamilie kaarten en plannen
nr. 931
17

Plan uit 1812 van het park in landschappelijke stijl
1812
Nieuw park in landschappelijke stijl
Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T
580) nr. 2053: Uittreksel uit de kadasterplannen van het
departement Dijlevan de goederen van senator van Arenberg
onder de gemeenten Bierbeek, Blanden, Hamme-Mille,
Heverlee, Nethen, Waalbeek, Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee,
door Guichard, 1812, Cartesius[online] . Gegeorefereerddoor
Hilde Verboven
Geel Huis
Bruul
parkbos
paviljoen
St-Lambertuskerkje
keuken
Stalling
(later Oude Kantien) 18

Eén van de vroegste parken in landschappelijke stijl in Vlaanderen (1775)
Met behoud van een zekere geometrie
Toch behield een deel van het park zijn formele karakter, met
name het deel tegenover de watermolen. Daar werd de tuin
met het waterbekken vervangen door een ‘jardindu bosquet’.
En het ereplein voor het kasteel -dat sinds 1754 met gras was
ingezaaid-kreeg een indeling op het snijpunt van de twee
assen: één noord-zuid georiënteerd en de tweede oost-west.
De oostelijke uitloper verbond het geomatrischeparkgedeelte
met de nieuwe landschapstuin. Je zou dus kunnen zeggen dat
het Arenbergpark uit drie onderdelen bestond: het ereplein
voor het kasteel met de geometrische tuin ten westen, het
nieuwe landschappelijke park ten oosten van het ereplein en
de nieuwe landschappelijke tuin aan de oostvleugel van het
kasteel. Door de uitbreiding met het landschappelijke park
breidde de totale oppervlakte van het Arenbergpark fors uit tot
ongeveer 25 ha.
Het park in landschappelijke stijl is één van de vroegste in
onze streken
In de tweede helft van de 18de eeuw nam de aandacht voor de
parkaanleg in de Engelse stijl bij de hoge adel sterk toe. Early
adopters waren de telgen uit de hoogadellijkefamilies, zoals
de Arenbergs in Heverlee en Edingen, prinsbisschop Velbruck
in Hex, d’HaneSteenhuysein Leeuwergem, de Lignesin
Belœil, de Van der Nootsin Durasbij Sint-Truiden of de zeer
rijke abdijen of commanderijen zoals Alden Biezen. In het
geval van het Arenbergpark in Heverlee ging de toenmalige
hertog zijn inspiratie in Engeland halen. Wie de plannen
precies uittekende en de aanleg realiseerde, hebben we niet
kunnen achterhalen. Eens aangenomen door de hoge adel
kregen ook de lagere adel en burgerij in de 19de eeuw de
smaak voor de landschappelijke parkinrichting te pakken.
De stijl veralgemeende dus pas vanaf de 19de eeuw.
Een hertog met plantenkennis
Een beplantingsplan van het park in landschappelijke stijl
ontbreekt. Maar heel bijzonder is de plantenlijst die de
hertog van Arenberg in 1783 liet opmaken van de exemplaren
die hij vanuit Engeland liet opsturen. Daaruit bleek zijn
botanische belangstelling voor bijzondere soorten.
Opvallend veel bloem-en vruchtdragende heesters kwamen
erin voor: allerlei variëteiten van meidoorn, mispels (mespilus
virginica), krentenboompje (oude benaming mespiluscanadensis)en
sneeuwbal (viburnumacerifolium), verder ook klimplanten als
druif en bosrank en enkele bijzondere bomen zoals een
Japanse notenboom (ginkgabiloba), een soort zuilesdoorn
(momenteel bekend als acerpseudoplatanus‘erectum', maar deze selectie is
pas bekend sinds midden 20ste eeuw)en een zwarte walnoot of
Amerikaanse notelaar (juglansnigra).
Botanicus de Poederlédie samen met de hertog in 1771 de
reis naar Engeland had gemaakt, roemt in zijn veel gelezen
Manuel de l’arboristetrouwens een bijzondere lijsterbes in
het Arenbergpark die op een meidoorn is geënt om grotere
en mooiere bloemen en vruchten te dragen. Er werd dus druk
geëxperimenteerd met het enten van soorten. En toen de
hertog in 1817 het pad langs de Dijlebewandelde, noteerde
hij gelijk zijn instructies over welke irissen, rozen, seringen,
kamperfoelie, clematis of thuyamoesten worden
aangeplant of vervangen (bron ACA Edingen). Het is in elk geval
duidelijk dat de hertog zijn voorkeursoorten liet doorwegen,
als het op plantenkeuze aankwam.
Niet alleen kochten de Arenbergs bijzondere planten, maar
ze ruilden ook, kweekten zelf of lieten planten uit andere
domeinen overkomen. Hun park in Edingen stond in de 18
de
eeuw bekend om zijn toen vaak geroemde oranjerie en
serres die plantencollecties van over de hele wereld
herbergden. Het Arenbergpark in Heverlee zal dus
ongetwijfeld wel planten vanuit Edingen hebben ontvangen.
Jardindu bosquet
Bron Algemeen Rijksarchief,
Arenbergfamilie kaarten en plannen
(T 580) nr.931: ontwerp van het
Arenbergpark in Heverlee ,
ontwerper onbekend, voor 1817
(zie p.21)
19

Eén van de vroegste parken in landschappelijke stijl (1775)
Kleur en vorm van planten en bomen waren belangrijk in de
vormgeving van parkontwerpen. In parken in landschappelijke stijl
selecteerde de ontwerper op bladkleur, bloeitijdstip of
bladverkleuring. Afwisseling van kleur, in tinten dan wel als contrast
of kleurenpalet, speelden een rol. Afhankelijk van de plantplaats
koos de ontwerper voor een bepaalde groeivorm. Voor een solitaire
boom was een soort met bijvoorbeeld een breed uitwaaierende kruin
interessant. Smalle, hoge zuilvormige bomen contrasteerden
daarmee. Een treurvorm wisselde dan weer af met de vorm van een
gewone opgaande boom. In het Arenbergpark vermoeden we dat
enkele exemplaren waaronder een christusdoorn of plataan nog uit
de aanleg van 1775 kunnen stammen.
De woelige eeuwwisseling tussen de 18de-19de eeuw
Tussen 1794 en 1804 kwam het Arenbergdomein weer in
woelig water terecht. Met de hete adem van de Franse
revolutionairen in de nek namen de Arenbergs uit Heverlee
de benen naar Wenen. Louis-Pierre-Engelbert d’Arenberg,
beter gekend als de blinde hertog, zag zijn bezittingen
aangeslagen en verkocht worden. In 1804 keerde hij terug
naar Heverlee om zijn resterende eigendommen opnieuw
in bezit te nemen. Maar in die korte tijd leed het domein
schade: het grasperk van de landschappelijke tuin was een
grote moestuin geworden, bomen waren gekapt en de
‘jardindu bosquet’ was tot een weide omgevormd. Op het
ereplein graasden schapen.
Rond 1850
Rechts en dus langs de oostvleugel van
het kasteel zien we een glimp van de
parkaanleg uit 1775
kleurenlitho door Edwin Toovey
(afbeelding vrij van rechten)
Bron La Noblesse belge, dl. 2, Brussel,
1854
Eind 19
de
-begin 20
ste
eeuw
Parkbomen: christusdoorn en
plataan in het park
ten oosten van het kasteel
Foto Jules Van Grinderbeek
(1870-1936)
Bron Delcampe
Chateau d’Héverlé, prisdu Parc
Delcampe[online], (geraadpleegd
op 9 december 2024).
20

Plan van het park in landschappelijke stijl (voor 1817 en in 1843)
Combinatie van twee plannen in GIS
Bron Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr.931: ontwerp van het Arenbergpark
in Heverlee , ontwerper onbekend, voor 1817 (datering door Marie-Christine Claes en Xavier Duquenneop grond
van betaling aan kunstenaar Paul Geedtsen aan Carl Senefelderin de kasboekhouding bewaard in ACA Edingen);
nr.941: « Erster Entwurf der bei dem herzoglich ArenbergischenSchlossezu Heverléneu anzulegenden Garten-
und Promenaden-Partien », doorMaximilian Friedrich Weyhe, 1843.
AchtergrondOpen Street Map 2024
Verwerking in GIS door Hilde Verboven
geel huis
belvédère
tapis-vert
voorplein
boom
weide
21

Uitbreiding door landschapsarchitect Weyhe(1843)
In 1843 breidde het park nog verder uit. Ook het gedeelte ten
noordwesten van het kasteel kreeg een nieuwe vormgeving.
De Duitse landschapsarchitect Maximilian Friedrich Weyhe
tekende in 1843 de plannen in gemengde stijl in opdracht van
Prosper-Louis d’Arenberg. Hij vervolledigde het parkgedeelte
langs de oostvleugel van het kasteel dat belangrijker was
geworden door de uitbouw van appartementen voor de hertog
en hertogin in de oostvleugel van het kasteel. De kasteelgracht
werd verder van het kasteel gelegd en kreeg ten noorden van
het kasteel de allure van een langgerekte serpentinevijver met
hoge bomen aan de rand. De gebogen vorm van deze
waterpartij is nog altijd goed herkenbaar op het digitale
hoogtemodel(versie 2013-2015).
Centraal door het park deelde een rechte dreef het nieuwe
parkgedeelte in twee. Deze hoofddreef doorsneed, althans op
plan, een ellipsvormige weide beplant met strakke bomenrijen.
Voor het overige slingerden de paden dat het een lieve lust
was. Heesters met hoge parkbomen, massieven met lage en
hoge struiken, linderondes en geleide begroeiing over een
waaiervormige latwerk (pergola) vormden de bouwstenen van
de beplanting. Aan de rand van het nieuwe parkgedeelte
zorgde een dichte parkbosgordel voor een visuele afsluiting
tussen het park en de buitenwereld. Aan de binnenkant
vormde het een intieme ruimte vol afwisseling.
Vooraan het kasteel kreeg het parkgedeelte waarop nu het
ThermotechnischInstituutstaat, dezelfde ‘look andfeel’.
Weyhegaf het ereplein een nieuwe invulling, opgebouwd uit
een langgerekte tapis-vert, aan de langszijdenafgezet met een
bomenrij. Voor het kasteel voorzag hij een rotonde met gazon
en een centraal bloemperk. Bij de toegang aan de Mercierlaan
lag nog een bloemperk. De tapis-vertwerd nagenoeg
halverwege gedwarst door een secundaire wandelasdie
aansluiting gaf op de westelijke en oostelijke parkgedeelten.
De nabijheid van de Oude Kantienkreeg het uitzicht van een
voorplein waarin het perspectief vanaf het kasteel door twee
lovergangen lijkt afgesloten.
Kadertekst
Maximilian Friedrich Weyhe (1775-1846) is de eerste
landschapsarchitect wiens naam we met zekerheid aan
een plan van het Arenbergpark kunnen verbinden. In
Duitsland bouwde hij een sterke reputatie op met
opdrachten voor hoogadellijkefamilies. Zijn enige bekende
interventies in België zijn deze voor de kasteelparken van
Heverlee en Edingen, telkens voor de familie Arenberg.
Kenmerkend voor zijn stijl is de combinatie van
landschappelijke en geometrische elementen. Zo
integreerde hij in eenzelfde ontwerp zowel 1°waterpartijen,
natuurlijk ogend reliëf, gebogen paden, bomengroepjes als
2°zuiver symmetrische elementen met open gazonpartijen
en rastervormige beplantingen met opgaande bomen en
bomenrijen.
In cirkelvorm geplante bomen –de zogenaamde
linderondes-zijn Weyheshandelskenmerk. In het
parkgedeelte naast de oostvleugel van het kasteel komt
een dergelijke linderonde tot op vandaag voor.
1843LinderondeLink s pla n v a n Wey he uit 1843 M idden linderonde op het dig ita a l hoog temodelRechts linderonde op het terreinfoto Hilde V erbov en
1843
Linderonde
Links plan van Weyhe uit 1843
Midden linderonde op het
digitaal hoogtemodel
Rechts linderonde op het terrein
foto Hilde Verboven
22

Een atypisch ontwerp van landschapsarchitect Galoppin (1902)
Wat in het parkontwerp van Weyheontbrak, namelijk het
gedeelte ten zuiden van de watermolen, zou de bekende
Belgische landschapsarchitect Emile-EdmondGaloppinin
1902 aanvullen. Daar lag de vroegere ‘jardin du bassin’, een
18
de
-eeuws ontwerp waarop Galoppin zich leek te inspireren,
wellicht op vraag van de opdrachtgever, want Galoppin werkte
normaal in de landschappelijke stijl.
Het originele plan uit 1902 ondertekende hij met als titel ‘jardin
français’ en daar heeft het ook alle kenmerken van. Typisch
voor die stijl zijn de parterres gevuld met bloemperken,
snoeivormen en sierhagen. Het is in elk geval duidelijk dat de
tuin zijn (neo)klassieke karakter behield, in tegenstelling tot de
rest van het park. In die periode onderging ook het kasteel heel
wat aanpassingen in neostijlen, zoals bijvoorbeeld de
dakvensters met trapgeveltjes, of het koetshuis, de brouwerij
en de conciërgewoning langs de binnenkoer. Eerder was ook al
de kapelerker in neogotische stijl toegevoegd.
Bepalend voor de vormgeving was een cirkelvormig terras,
afgezet met een door vazen bekroonde balustrade, van
waaruit twee assen vertrokken, die in het midden
samenknoopten tot een centraal bloemenperk.
Rozenperken, guirlandes en snoeivormen omgaven deze
balustrade. Links op het plan stellen de groene lijnen fraaie
geschoren hagen voor. Nog meer tuinornamentiek
kenmerkte deze tuin, onder andere beelden van sfinxen,
borstbeelden op sokkels en zitbanken.
Ook het ereplein liet de hertog van Arenberg aanpassen.
Langs de tapis-vertplaatste Galoppin eveneens tuinvazen
en tuinbeelden. De langsliggendepaden werden afgezet
met golvende taxushagen zoals we die vandaag nog
kennen. Aan de kant van de Mercierlaanverscheen het
gekende stervormige bloemperk met een gesculpteerde
fontein.
1902 Pla n v a n de F ra nse tuinO ndertek end door Emile-Edmond Ga loppin (1851-1919)Bron A rchief en Cultureel Centrum v a n A renberg Eding en
1902
Plan van de Franse tuin
Ondertekend door Emile-
EdmondGaloppin
(1851-1919)
Bron Archief en Cultureel
Centrum van Arenberg
Edingen
1902cirk elv ormig terra s met ba lustra de en tuinv a zen in het midden v a n de F ra nse tuin. M erk de sfinxen rechts v a n de ba lustra de op. Teg en de link erv leug el v a n het k a steel wa s een wintertuin a a ng ebouwd.Bron Cha tea u d’ Hév erlé, Delca mpe [online], postk a a rt uitg ev erij Nels, (g era a dpleeg d op 9 december 2024).
1902
cirkelvormig terras met
balustrade en tuinvazen
in het midden van de
Franse tuin. Merk de
sfinxen rechts van de
balustrade op. Tegen de
linkervleugel van het
kasteel was een
wintertuin aangebouwd.
Bron Chateau d’Héverlé,
Delcampe[online],
postkaart uitgeverij Nels,
(geraadpleegd op 9
december 2024).
23

Kadertekst
De ontdekking van het plan van Galoppin
In het tuinhistorischonderzoek is het een bekend fenomeen:
in de inrichting van een tuin of park de hand van de meester
herkennen, maar er toch geen naam kunnen op plakken. Dat
was ook de situatie voor de tuin ten zuidwesten van het
Arenbergkasteel. Uit postkaartjes van het begin van de 20
ste
eeuw konden we het bestaan van een ‘rozentuin’ afleiden,
maar zijn precieze locatie kenden we niet, laat staan de naam
van de ontwerper. Tot als bij toeval en geheel onverwacht een
nieuw plan opdook. Een jonge vrouw vond het plan van
Galoppin tussen de papieren van een overleden oom en
zocht er een bestemming voor. Omdat de naam ‘Arenberg’ in
het opschrift voorkwam, vond het enkele maanden geleden
zijn weg naar het Archief en Cultureel Centrum van Arenberg
in Edingen. In dat privé-archief ontdekten we kort daarna de
offerte van Galoppin uit 1901 en unieke foto’s die we dankzij
het plan aan de neoklassieke Franse tuin konden linken.
Plots vielen alle stukjes als een puzzel in elkaar. Niet alleen
kenden we nu de naam van de ontwerper, hadden we een
plan met locatie maar wisten we ook hoe de tuin er in het
verleden had uitgezien. Vinden terwijl je niet zoekt, dat blijft
een heerlijk moment in het leven van een onderzoeker.
ereplein
1902
Plan van Galoppin uit 1902 tegen de achtergrond van de
orthofotovan april 2024, bron Digitaal Vlaanderenen
ACA Edingen. Georeferentie door Hilde Verboven
1902Pla n, loca tie en inrichting v a n de neok la ssiek e F ra nse tuin in het A renberg pa rk v a n Hev erlee. Uit de offerte bleek da t de a a npla nting en v oora l uit rozen, ha a g beuk en buxus bestonden. V a riëtieten a ls de rode Belg a a lse roos, de ‘ ma récha l Niel’ en de ‘ La F ra nce’ k wa men er v oor.Bron A CA Eding en
1902
Plan, locatie en inrichting van de
neoklassieke Franse tuin in het Arenbergpark
van Heverlee. Uit de offerte bleek dat de
aanplantingen vooral uit rozen, haagbeuk en
buxus bestonden. Variëtietenals de rode
Belgaalseroos, de ‘maréchalNiel’ en de ‘La
France’ kwamen er voor.
Bron ACA Edingen 24

Foto van de Franse tuin (na 1902)
Na 1902
Neoklassieke Franse tuin, ontwerp van Emile-EdmondGaloppin. Herkenbaar zijn het terras met cirkelvormige
balustrade, de guirlandes, de tuinvazen, de zitbanken op het einde van een pad, de bloemperken in kunstige
vormen, geschoren bomenrijen aan de randen, een treurbeuk.
Fotograaf onbekend.
Bron Archief en Cultureel Centrum Arenberg (ACA) Edingen, Fotocollectie (Heverlee –park)
25

Postkaart van het ereplein met tapis-verten het stervormige bloemenperk (1902)
1910
Ereplein voor het kasteel met aan weerszijden geschoren bomenrijen en een nog jonge geschoren haag van taxus.
In het centrale bloemperk met gesculpteerdefontein of tuinvaas is de nog altijd aanwezige stervorm herkenbaar.
De ornamentele tuinbeelden, tuinvazen en de stenen balustrade kenmerken de neoklassieke tuinstijl uit het begin
van de 20ste eeuw. Fotograaf EdmondRahir(1864-1936)
CC BY 4.0 KIK-IRPA, Brussel, cliché E013075
https://balat.kikirpa.be/obj/112124/img/E013075 26

Het Arenbergpark op een scharniermoment (1921-1927) Verkoop aan de universiteit van Leuven
De eerste wereldoorlog bracht een enorme klap toe aan het
patrimonium van de Arenberg-familie in ons land.
Onverkwikkelijk is een te zachte uitdrukking, haast
traumatiserend omschrijft de herinnering van de Arenbergs
aan deze periode beter. Want op 10 november 1918 –een dag
voor wapenstilstand-plaatste de Belgische regering de
goederen van personen uit landen die tegen België de wapens
hadden opgenomen, onder sekwester. Hun bezittingen
dienden als onderpand voor de Duitse herstelbetalingen.
Kwamen die vlot binnen, dan kon de Belgische overheid
beslissen het sekwester op te heffen en de goederen terug te
geven. Maar het liep anders.
Door het sekwester kwamen de goederen van de Arenbergs
onder dwangbeheer door de overheid. Ondanks hun
duidelijke link met België beschouwde de overheid de
Arenberg-familie als Duits. De overheid besliste de goederen,
vooral gebouwen, gronden, maar ook kunstschatten, met
mondjesmaat in verschillende loten te verkopen. Voor de
Arenberggoederen in Heverlee gebeurde dat tussen 1921 en
1927. Het park werd in vier loten opgesplitst.
De verkoop in loten had kunnen betekenen dat het park met
kasteel over verschillende eigenaars verdeeld zou worden,
ware het niet dat de universiteit alle loten verwierf via een
tussenpersoon. Graaf Eugène de Hemricourtde Grunne
engageerde zich om het domein voor de universiteit te kopen.
Hij richtte de steungroep ‘Cité universitaire d’Heverlé’ op en
wist onder tal van prominenten de nodige middelen te
mobiliseren. Lag de rechtstreekse aankoop door de
universiteit te gevoelig? Of bezat de universiteit in die lastige
naoorlogse jaren te weinig middelen om het Arenbergdomein
in Heverlee zelf rechtstreeks te verwerven?
Hoe dan ook, voor de universiteit lag hier een geweldige kans
om een nieuwe campus naar Amerikaanse model in een
groene parkomgeving in te richten.
En die greep ze met beide handen. Het plan was om alle
exacte wetenschappen op deze plek, de nieuwe
Arenbergcampus, te groeperen. Het bouwprogramma voor
de nieuwe gebouwen startte spoedig op, maar duurde lang
omdat de zware economische crisis van eind jaren 1920 de
financiering bemoeilijkte.
Als eerste realiseerde de KULeuvenhet Thermotechnisch
Instituuten de Speciale Scholen voor Ingenieurs, beiden
gebouwd tussen 1926 en 1931. De gebouwen namen het
vroegere parkgedeelte langs de Mercierlaanonmiddellijk
links van het ereplein in. Het Landbouwinstituutuit 1937 had
een grotere ruimtelijk impact, omdat het centraal in de
landschappelijke tuin werd ingeplant.
Na de tweede wereldoorlog verschenen nog meer gebouwen
in het park, nu zeven in totaal. Voor het Arenbergpark waren
de gevolgen groot, omdat de gebouwen en de rationalisering
van het beheer de parkaanleg geleidelijk aan deden
vervagen. De parkopbouw bleef gelukkig wel goed
herkenbaar, al bleven sommige onderdelen minder goed
bewaard dan andere. Het meest representatief is het
ereplein voor het kasteel, een creatie uit het begin van de
17
de
eeuw onder Charles de Croÿ, later herwerkt door
landschapsarchitecten Weyheen Galoppin.
Besluit
Ook al is heel wat van de vroegere parkarchitectuur
vervaagd, toch blijft het Arenbergpark interessant omdat het
één van de weinige parken in onze streken is dat op een zo
lange geschiedenis van bijna 500 jaar kan terugvallen. Zijn
historische waarde is groot. Keer op keer werd het herwerkt.
Het evolueerde van een park in renaissancestijl, over een
park in vroeg landschappelijke stijl en latere neoklassieke
stijl naar de huidige universitaire wetenschapscampus.
27

Postkaart van een stuk van de beschadigde Franse tuin (1920)
1920
Een zeldzaam beeld van
kort na de eerste
wereldoorlog toen het
kasteeldomein onder
sekwester werd geplaatst.
De neoklassieke Franse
tuin is beschadigd: de
tuinvazen, beelden en
beplantingen zijn
verdwenen.
Merk de wintertuin op.
Bron Delcampe
wintertuin
balustrade
Franse tuin
28

Geraadpleegde werken
1DE JONGE K., VLAARDINGERBROEK P., VERPOEST L. 2002: Het kasteel van Heverlee, in
DerezM. (red.) Arenberg in de Lage Landen, een hoogadellijkhuis in Vlaanderen &
Nederland, Leuven, 239-250.
2DE JONGE K., MAEKELBERG S. 2018: Het kasteel in Heverlee. Van Croÿtot Arenberg,
Leuven.
3DE MAEGD C. 2010: Les jardinssontla partiela plus riante d’unemaison. Siertuinen bij
adellijke residenties in de 17de en de 18de eeuw, Revue belgede Philologieet d'Histoire,
88-2, 409-434.
4DE POEDERLE D’OLMEN E. 1772: Manuel de l'arboristeet du forestierbelgiques, Hortalia
[online], https://bibliotheque-numerique.hortalia.org/items/show/98 (geraadpleegd 19
december 2024), 4, 363.
5DEREZ M. 2002: Arenberg na de revolutie, in DerezM. (red.) Arenberg in de Lage Landen,
een hoogadellijkhuis in Vlaanderen & Nederland, Leuven, 81-109.
6DEREZ M. (red.) 1996: De blinde hertog: Louis Engelbert van Arenberg & zijn tijd, 1750-
1820, Leuven.
7DESCAMPS 1970: Heverlee chateau et domained’Arenberg, onuitgegeven nota over de
verkoop van het Arenbergdomein in Heverlee, Leuven.
8DUQUENNE X. 2012-2013: Les jardinsanglaiscréésau XVIIIesiècle par leducd’Arenberg
à Heverlee et à Enghien, Demeureshistoriqueset jardins, 176, 2-7; 177, 10-15; 178, 2-8.
9DUVOSQUEL J-M. 1986: La correspondancedu ducCharles de Croÿavecsonarpenteur
Pierre de Bersacques(1598-1606) à propos de la confectiondes cadastresde ses
seigneuries, in Van der HaeghenH., Daelemans F. en Van ErmenE. (red.) Oude kaarten en
plattegronden. Bronnen voor de historische geografie van de Zuidelijke Nederlanden,
Brussel, 36-50.
10DUVOSQUEL J.M. 1987: De familie Croÿ, een stad en een geslacht: Leuven en Croÿ,
Brussel.
11FUHRING P., DE JONGE K., DE MAEGD C., HARTING U. 2002: De wereld is een tuin: Hans
Vredeman de Vries en de tuinkunst van de Renaissance, Gent.
12GENS 1841: Le châteaud'Heverlé, Brussel.
13KERSTIN W. 2017: Maximilian Friedrich Weyhe, Gartenkünstler(1775–1846), Portal
RheinischeGeschichte–LandschaftsverbandRheinland[online],
https://www.rheinische-geschichte.lvr.de/Persoenlichkeiten/maximilian-friedrich-weyhe-
/DE-2086/lido/57c92e6cf3e221.05497394 (geraadpleegd op 1 september 2024).
14MERTENS J. 1969: Archeologische opgravingen in de Sint-Lambertuskapel te Heverlee,
ArcheologicaBelgica115, Brussel.
14.MEULEMAN B. 1982: Enkele bosbouwkundige en recreatieve aspecten van het
Arenbergpark, onuitgegeven licentiaatsverhandeling KULeuven, Landbouwkundig
ingenieur, Leuven.
15.MINNEN B. 1993: Het hertogdom Aarschot onder Karel van Croÿ(1595-1612). Kadasters
en gezichten, Albums de Croÿgepubliceerd onder leiding van Jean-Marie Duvosquel,
Brussel.
16.Natuurpunt Leuven 2024: Soort van de maand: Roggelelie [online],
https://www.natuurpunt.be/nieuws/soort-van-de-maand-roggelelie (geraadpleegd op 11
november 2024).
17.NEUTS M. 1980: Van geometrische strakheid naar natuurlijke expressie: de 18de-eeuwse
tuinkultuurin de Zuidelijke Nederlanden meer speciaal in Midden-Brabant, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling geschiedenis KULeuven, Leuven.
18.PLISNIER R. 2020: « Aprèsuneabsence de deux moiset sixjours … » Le voyaged’Eugène-
Joseph de Poederléen Angleterreen 1771, Mémoires et publicationsde la Société des
Sciences, des Arts et des Lettres du Hainaut,
https://dipot.ulb.ac.be/dspace/bitstream/2013/325111/3/PoederleAngleterre1771.pdf
(geraadpleegd op 1 april 2024).
19.SABBE F. 1990: Les jardinsdu Châteaude Heverlee, onuitgegeven verhandeling KULeuven
Faculteit toegepaste wetenschappen, R. Lemaire centrefortheconservationof historic
townsandbuildings, 2 dln., Leuven.
20.TYTGAT J.P. 2002: De bezittingen van Arenberg in de Nederlanden en Frankrijk, in DerezM.
(red.) Arenberg in de Lage Landen, een hoogadellijkhuis in Vlaanderen & Nederland,
Leuven, 111-131.
21.UYTTERHOEVEN H. & COOPMANS A. 1974-1986: Heverlee in oude prentkaarten, 2 dln.,
Zaltbommel.
22.VAN EVEN E. 1852: Noticesurla bibliothèquede Charles de Croÿ, ducd'Aerschot, 1614,
Bulletin du bibliophilebelge, 9, p. 380-393, 436-451.
23.TRIEST M. VAN POUCKE G. 2013: Het grote taboe na de Grote Oorlog. De Belgische staat
versus de adellijke familie Arenberg, Leuven.
24.VLAARDINGERBROEK P. 1996: Arenberg castlein theeighteenthcentury, onuitgegeven
masterthesis KULeuven, R. Lemaire Centre fortheconservationof historictownsand
buildings, Leuven.
25.VAN DEN BREMT P. 2015: Tulpenkoort: de historische tulpenteelt in de Zuidelijke
Nederlanden en de hovenierskunst van FranciesMekeirle, M&L, 34-3, 40-65.
29

Oudste foto van het Arenbergkasteel(1886)
1886
Oudste gekende foto van het kasteel
van Arenberg en het tapis-vert
foto door Prosper Morren (1843-1920)
Bron Stadsarchief Leuven, fototheek
Uytterhoeven doos 26 (Mercierlaan)
De foto dateert van kort na de bouw van
de neogotische traptoren en kapel
in 1879
tapisvert
kapel
traptoren
30

Het Arenbergpark vandaag
Erfgoedwaarden en erfgoedelementen
31

De directe omgeving van het kasteel
Deze ruimte kreeg voor het eerst een parkachtige allure in
het begin van de 17
de
eeuw. Ze omvat de oppervlakte van de
Dijletot aan de rechtgetrokken Voer en van een dreef (links)
tot een gracht aan de overzijde. Het meest bepalend voor
het huidige uitzicht zijn de parkontwerpen van na 1775 en
van 1843. Erfgoedelementen zijn de gracht rond het kasteel,
de dreef achter het kasteel en enkele monumentale bomen
die we met de parkaanleg van 1775 of 1843 kunnen
associëren.
De huidige gracht rond het kasteel kreeg zijn vorm door het
ontwerp van de Duitse landschapsarchitect Weyhe in 1843.
Het kasteel is altijd omgrachtgeweest. Heel uitzonderlijk
kennen we zelfs de laat-middeleeuwsetoestand nog van
voor de bouw van het kasteel. Toen was de site omringd
door een reeks van grachten en wallen. De hoefijzervormige
grachten verdwenen toen Charles de Croÿze liet dempen
en herprofilerentot één rechthoekige gracht met
bastionhoeken rond het kasteeleiland. Tussen 1727 en
1747 werd deze brede rechthoekige gracht grotendeels
gedempt. Enkel een smalle gracht omringde het kasteel in
1759. En bij de heraanlegin landschappelijke stijl na 1775
werd de gracht verder van het kasteel gelegd om zo plaats
te ruimen voor de aanleg van een nieuw parkgedeelte
aansluitend bij de hertogelijke appartementen. Weyhe gaf
er in 1843 de huidige contouren aan, zij het dat de gracht
opnieuw breder en in een golvende lijn werd gelegd. De
contouren ervan zijn op het digitale hoogtemodel nog altijd
herkenbaar.
De huidige platanendreef ten noorden van het kasteel zat al
vervat in het plan voor de parkaanleg rond 1600, maar het is
niet helemaal zeker of die toen werd gerealiseerd. De
huidige dreef gaat terug op het plan van Weyheuit 1843.
plataan
Christusdoorn
Japanse
notenboom
(pendula)
La a t-middeleeuwse g ra chten en wa llen rond de v ersterk te site v a n Hev erlee, bewerk ing in GI S door Hilde V erbov en op ba sis v a n het pla n KULeuv en Univ ersiteitsa rchief, domeina rchief A renberg , nr. 2420bisa chterg rond O pen S treet M a p
Laat-middeleeuwsegrachten en wallen rond de versterkte
site van Heverlee, bewerking in GIS door Hilde Verboven
op basis van het plan KULeuvenUniversiteitsarchief,
domeinarchief Arenberg, nr. 2420bis
achtergrond Open Street Map
32

De directe omgeving van het kasteel
De directe omgeving van het kasteel
De meest monumentale boom bevindt zich in het
parkgedeelte rechts van het kasteel, aan de oostvleugel.
Het is een gewone plataan(Platanus x hispanica) die
opvalt door zijn vorm en omvang. Op borsthoogte meet de
stam 7,5 meter omtrek, de kruindiameter 34,5 meter. Een
boom van dergelijke omvang is zeldzaam, maar nog
zeldzamer is dat hij ook al op vroege parkontwerpen
voorkomt! De ontwerper van 1775 voorzag al op die plaats
een alleenstaande parkboom. Aan zijn groeivorm is ook te
zien dat deze plataan als solitaire boom uitgroeide. Hij
kreeg alle kansen om een breed uitwaaierende kruin met
zware gesteltakken te ontwikkelen. Onder de plataan
komt roggelelie voor, een zeer zeldzaam bolgewas, dat
misschien ook met de parkaanleg kan worden
geassocieerd.
Ook naast de hoektoren van het kasteel staat een boom
die al op het parkontwerp van 1775 is te zien en als
volwassen boom op een prent van 1825 voorkomt, een
valse Christusdoorn (Gleditsiatriacanthos). Op een iets
latere prentkomt de boom in een veel ijlere groeivorm
voor, maar die komt wellicht voort uit het gebruik om
bomen op te snoeien. Het exemplaar stond vlak naast het
appartement van de hertogin. Alleen door fors in de kruin
te snoeien kwam er meer licht binnen.
De huidige valse Christusdoorn komt als meerstammige
opslag voort uit het oorspronkelijke exemplaar, waarvan
nu enkel nog een stomp overblijft. De meerstammige
staat op ongeveer 1m van de ‘moederboom’. Het is een
mooi voorbeeld van hoe een nieuwe parkboom een plaats
krijgt vlak bij de oorspronkelijke en zo trouw blijft aan het
parkconcept.
Een bijzonder exemplaar van de Japanse honingboom
(Styphnolobiumjaponicum'Pendulum) staat op de oever
van de serpentinevijver, die Weyheop zijn plan van 1843
uittekende en die nu nog als ‘Leibeek’ voortleeft.
na 1775/ 15
1825 / 3
Plataan 2024 / 1
33

Illustraties bij de directe omgeving van het kasteel
1606 / 4 1759 / 5 19
de
eeuw / 6
1843 / 7
plataan omgeven door sneeuwklokjes en roggelelie
2024 /1
Leibeeken treur Japanse honingboom2024 /1
platanendreef achter het kasteel
34
2024 /1

Het ereplein voor het kasteel
Het best bewaarde onderdeel van het park is het ereplein
voor het kasteel, een creatie ten tijde van Charles de Croÿ
bij het begin van de 17
de
eeuw. De structuur is dezelfde
gebleven, maar de invulling ervan veranderde wel wat
doorheen de tijd. Het huidige uitzicht gaat grotendeels
terug op de inrichting van het begin van de 20
ste
eeuw met
de beeldbepalende golvende taxushagen, de ster in het
grasveld en de lindebomen langs de toegangspaden.
Het effect dat Croÿmet de aanleg beoogde, namelijk een
frontaal en diep zicht op de monumentale kasteelgevel
openen, werkt nog altijd. Het ereplein hangt nauw samen
met de dreven, ook uit het begin van de 17
de
eeuw, nu de
Mercierlaanen de hertog Engelbertlaan, vroeger ook resp.
Kasteeldreef en Kastanjedreefgenoemd. Vanuit de
dreven benader je het kasteel.
Zichten zijn vanuit die posities dus belangrijk. Dat
hoogbouw van ver buiten het park deze zichten
beïnvloedt, bewees de bouw van de Imec-toren in 2014.
De toren ligt pal in de historische zichtas van het kasteel.
En door zijn hoogte torent hij boven het kasteel uit.
Het ereplein heeft ook ruimtelijk structurerende waarde.
Parallel aan beide zijden zijn in het verleden de tuinen
uitgewerkt. Maar ook bij de bouw van de
universiteitsgebouwen hield men rekening met de
positionering langs de dreven loodrecht op het plein.
Ereplein
ereplein voor het kasteel
2024 /1
35

Afbeeldingen van het ereplein voor het kasteel
begin 17
de
eeuw / 10ereplein
1596 / 8
1596 / 9 1759 / 5 1843 / 7
1904 / 11
36

dreef voor 1909 / 20 2024 /1
Afbeeldingen van de Mercierlaanvroeger en nu
2024 /1
37

Tuin tegenover de watermolen
Ook de tuin tegenover de watermolen is als structuur
goed bewaard gebleven. Vandaag is die ruimte van 2 ha
omsloten door een gracht. Het terrein ligt lager, wat
wellicht door de aanleg van een verdiepte parterretuin in
de 18
de
eeuw is veroorzaakt. De inrichting is sterk
vereenvoudigd en voor een deel uitgewist. Op een
luchtfoto van 1947 is een groot deel van de aanleg nog
goed te zien. Tot op de dag van vandaag zijn in het
microreliëf de contouren van het ontwerp van Galoppin
(1902) vooral in het westen van de tuin nog herkenbaar.
Op het terrein staan daar de geschoren hagen van
haagbeuk, die een deel van de tuin mee vorm gaven. Aan
de kant van de Celestijnenlaan staat een constructie –
deels in ijzerzandsteen-waarvan we de bestemming niet
kennen. Ook de twee sokkels in het oosten van de tuin zijn
enkele van de weinig overblijvende materiële resten van
de neoklassieke Franse tuin van Galoppin.
De tijdsdiepte van dit parkgedeelte reikt veel verder dan
de 20
ste
eeuw. Ook dit stuk van het park is voor de eerste
keer aangelegd rond 1600 in opdracht van Charles de
Croÿ. In die periode diende het als moestuin, ingericht
met geometrisch vorm gegeven groentenbedden. In latere
periodes werd de tuin verschillende keren herwerkt. Van
de 18
de
eeuw kennen we minstens drie inrichtingen. De
gracht zou in 1642 zijn gegraven.
38

Afbeeldingen van de tuin tegenover de watermolen (1605-2014)
1605 / 4 1681 / 12 1727 / 13 1759 / 14 1774
18
de
eeuw / 15 1902 / 16 2014 / 17
39

Afbeeldingen van de neoklassieke Franse tuin (1902-2014)
Ornamentiek uit het begin van de 20
ste
eeuw in de neo-klassiekeFranse tuin
en het ereplein
Delcampe
2024 / 1
1902 / 23
2024 / 1
2024 /140
1902 / 24
1902 / 24
1902 / 241902 / 24

Park in landschappelijke stijl
De omgeving van het Geel Huisis het best bewaarde deel
van het park in landschappelijke stijl. Bij het in 1775-1778
gebouwde Geel Huis hoort ook het golvende grasland
waarvan het reliëf kunstmatig werd opgehoogd om het
een natuurlijkere aanblik te geven.
Van de zichtassen is niets overgebleven, omdat nieuwe
gebouwen of hoog opgeschoten vegetatie de zichten nu
belemmeren. In de omgeving van het Geel Huis bevinden
zich enkele groepjes met zware platanen, die mogelijk
dateren van de parkaanleg van 1775 of 1843.
Over het parkbos is weinig bekend. Pas sinds de 18
de
eeuw is het aan het park toegevoegd (tussen 1727 en
1747) en is het ononderbroken bebost geweest. Voorheen
lagen hier landbouwgronden, hooilanden of akkers. De
meest voorkomende soorten waren zomereik en beuk,
in mindere mate es, gemengd met vele andere
boomsoorten, waaronder ook behoorlijk veel
naaldbomen. Bij een inventarisatie in 1982 werden geen
eiken ouder dan 210 jaar vastgesteld. Geheel onverwacht
is dat niet, nu we de voorgeschiedenis van het park
kennen. Ouder dan het tweede kwart van de 18
de
eeuw
kunnen de bomen niet zijn.
De laatste decennia is er geregeld uitval. Zeker na de vele
stormen van de voorbije jaren is dat een terugkerend
fenomeen. Het lijkt erop dat de bomen die nu nog uit de
eerste bebossingsaanplant van de 18
de
eeuw stammen,
het stilaan begeven.
De paden in het parkbos zijn recent, ontstaan na de
overname van het Arenbergpark door de universiteit in
1921-1927.
parkbos
Geel huis
Geel Huis
vijver
bron
poort
2024 /1
41

Park in landschappelijke stijl
De bakstenen muur rond het park dateert van rond 1784,
niet toevallig in de periode dat het park in
landschappelijke stijl vorm krijgt. De hertog van Arenberg
wilde vermijden dat het publiek toegang tot het nieuw
aangelegde park kreeg. Het zijdelingse gedeelte van de
parkmuur lijkt willekeurig in het park op ter houden. Maar
toen de muur werd gebouwd, liep hij tot een scherpe
meander in de Dijle, die in 1867 werd recht getrokken en
nu uit het landschapsbeeld is verdwenen.
De poort op de hoek van de parkmuur is wellicht eind
19
de
-eeuws, toen ook andere neogotische elementen aan
het kasteel werden toegevoegd.
omgevallen bomen die de parkmuur beschadigden
2024 /1
parkmuur langs de Mercierlaan
2024 /1
1910 / 25
42

Park in landschappelijke stijl
De langwerpige vijver rechts van het ereplein zien we voor
het eerst op een kaart van 1759 opduiken. De ontwerper
van de landschapstuin integreerde de vijver in het plan.
De vijver ligt er nog altijd, ook al is hij nu opgesplitst in drie
deelvijvertjes en diende hij kortstondig zelfs als
‘cressonière’ (1923).
Het water welt hier uit de grond op en stroomt naar de
Dijleaf. Tegenover de kasteelpoort ligt een bron die ook
op kaarten rond 1600 is aangeduid. Tot in de jaren 1980
gingen lokale mensen soms nog water uit de bron putten.
De huidige inrichting dateert wellicht uit het einde van de
19de eeuw, toen ook de brug voor het kasteel aan een
heraanlegtoe was.
1817 / 15 2024 /1 2024 /1 2024 /1
43

Postkaartjes van het park in landschappelijke stijl
voor 1911/ 21
Geel huis (achtergrond) en bijgebouw
1908 / 22
44

Aquarel van het Geel huis in het landschapspark
Geel huis (en het kasteel in de achtergrond)
Niet gedateerd / 23
45

Bruul
Strikt genomen behoort de Bruul, een uitgestrekt
historisch hooiland, niet bij het Arenbergpark. Wel was
het samen met het kasteel aan de middeleeuwse
heerlijkheid Heverlee verbonden. In al die tijd diende de
Bruulvoor de productie van hooi dat belangrijk was als
veevoer tijdens de winter.
Op 17
de
-eeuwse plannen zien we de Bruulals vloeiweide
ingericht worden, niet onlogisch als je rekening houdt
met zijn ligging op deze laag gelegen alluviale gronden
tussen Dijleen Voer. Het graslandcomplex is doortrokken
met een centrale watertoevoer. De Voer is er zelfs voor
recht getrokken.
In de 18
de
eeuw nam de dooraderingmet grachten nog
verder toe. Regelmatige bevloeiing en de afzetting van
sedimenten kwamen de hooiproductie ten goede. Uit
19
de
-eeuwse verpachtingen blijkt duidelijk dat het hooi
twee keer per jaar werd geoogst : een eerste snede in juni,
en een tweede toemaat in september. Tot 1866 bereikte
de vernatting een toppunt toen een dicht net van
irrigatiekanaaltjes de bevloeiing nog versterkte.
In 1867 werd de Dijleter hoogte van het Arenbergpark op
verschillende plaatsen rechtgetrokken en de meanders
gedempt. Je zou zelfs kunnen stellen dat de Bruulop het
einde van de 19
de
eeuw werd droog gelegd. Oorzaken: het
dempen van de grachtjes, de nivellering van het terrein en
het verdwijnen van de houten sluizen.
Ook na de verkoop aan de universiteit bleef de Bruulnog
landbouwgrond, tot het vanaf 1960 de uitbreiding van de
wetenschapscampus opving.
46

Plannetjes van de Bruul(1605-1866)
1605 / 4
1605 / 4 1747 / 18
1866 / 19
1866 / 19
47

48
Afbeeldingen
1Foto Hilde Verboven, 2024, CC-BY 4.0
2Algemeen Rijksarchief, Arenberg kaarten en plannen (T 580) nr. 2053: Uittreksel uit de
kadasterplannen van het departement Dijlevan de goederen van senator van Arenberg
onder de gemeenten Bierbeek, Blanden, Hamme-Mille, Heverlee, Nethen, Waalbeek, Sint-
Joris-Weert en Oud-Heverlee, door Guichard, 1812, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_02053_000/0_0006(geraadpleegd
op 1 april 2024).
3DE CLOET J.J. 1825: Voyage pittoresque dans le royaume des Pays Bas, Brussel, dl. 1, nr.
200.
4KULeuvenUniversiteitsarchief, domeinarchief Arenberg, nr. 2419 II f°2-3, 2419 III f°2-3:
plannen van de omgeving ten noorden en ten zuiden van het kasteel, rond 1605.
5Algemeen Rijksarchief, Kaarten en plattegronden in handschrift, reeks 1, tweede aanvulling
(I 012), nr. 2312: Kaart van de baronie Heverlee met aanduiding van enclaves, zoals de
heerlijkheid het Zandeken, door landmeter J.B. Joris, schaal: 1:11673, 1759, Cartesius
[online], https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0002_000_02312_000/
(geraadpleegd op 28 december 2024).
6Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 893: plan van het
park bij het kasteel van Heverlee, 19de eeuw, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00893_000/(geraadpleegd op 2
september 2024).
7Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 941: « ErsterEntwurf
der bei demherzoglichArenbergischenSchlossezuHeverléneuanzulegendenGarten-und
Promenaden-Partien», door M.F. Weyhe, 1843, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00941_000/(geraadpleegd op 2
september 2024).
8KULeuvenUniversiteitsarchief, domeinarchief Arenberg, nr. 2414 f°8: plan van het kasteel
en de lusttuin ten tijde van Philippe III de Croÿ, door de Bersacques, 1596.
9KULeuvenUniversiteitsarchief, domeinarchief Arenberg, nr. 2420 bis: tekening in
bovenaanzicht van de donjon en het kasteeleiland omringd door grachten en wallen, door
Pierre Lepoivre, 1596.
10Koninklijke Bibliotheek, Handschriftenkabinet, MS II 2123f°102: schetsboek van Leuven en
Heverlee, vermoedelijk van de hand van Joost Van der Baren, eind 16de-begin 17de eeuw.
11Chateau d’Héverlé, Delcampe [online], postkaart uitgeverij dr. Tenkler, 1904,
https://www.delcampe.net/static/img_large/auction/001/136/945/650_001.jpg?v=1
(geraadpleegd op 9 december 2024).
12Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 51: Omgeving van het
Heverleekasteel langs de Waversebaan, door landmeter Petrebu, 1681, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00051_000/(geraadpleegd op 3
februari 2025).
13.Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaartenen plannen (T 580) nr. 907: Carte figuratifdes
franchesforestsde Meerdael, Mollendaelet Heverenappartenantesà Son Altesse
Monseigneur leducd’Aremberget d’Arschotetc., door landmeter A.J. Bonnevie, 1727,
Cartesius[online], https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00907_000/
(geraadpleegd op 9 december 2024).
14.Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 1244: Kaart van
Heverleebos, vanaf de vesten van Leuven tot Haasrode, Meerdaalwouden Heverlee, schaal
1:5536, 18de eeuw, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_01244_000/(geraadpleegd op 2
september 2024).
15.Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 931: ontwerp van het
Arenbergpark in Heverlee, vermoedelijk rond 1817, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00931_000/(geraadpleegd op 2
september 2024).
16.ACA -Archief en Cultureel Centrum van Arenberg Edingen: plan van de Franse tuin, door Emile-
EdmondGaloppin, 1902.
17.Digitaal Vlaanderen, Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM, raster, 1 m, afgeleid van LiDAR-
hoogtegegevens, 2013-2015.
18.Bibliothèque nationale de France, ARS Ms 15214 (30): Livresde guerredu comted'Argenson,
Camp occupépar l'Arméedu Roy a Louvaindepuisle7 octobre[1747] jusqu'àla fin de la
campagne, Gallica[online], https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b52507483x (geraadpleegd
op 28 december 2024).
19.Algemeen Rijksarchief, Arenbergfamilie kaarten en plannen (T 580) nr. 800: Nivellering van de
Bruultussen de Broekweg langs de Voer en de steenweg van Terbank, met aanduiding van
irrigatiekanaaltjes, door E. Meulenbergh, schaal: 1:2168, 1866, Cartesius[online],
https://agatha.arch.be/data/images/510/510_0713_000_00800_000/(geraadpleegd op 2
september 2024).
20.Postkaart ‘Drèvedu Château’, de huidige Mercierlaan, niet gedateerd, uitgave Marco
Marcovici, Delcampe[online], (geraadpleegd op 27 januari 2025).
21.Stadsarchief Leuven, fototheekUytterhoeven doos 13 (Mercierlaan): postkaart 'Héverléun
coindu parcet lepavillon', uitgave Nelseditie KannaertsDefossez, poststempel 1911.
22.Postkaart 'Kasteel van Heverlee -gezicht in 't Park' door fotograaf Jules Van Grinderbeek, 1908,
Delcampe[online] https://www.delcampe.net/static/img_large/auction/001/601/985/094_001.jpg?v=18
(geraadpleegd op 12 januari 2025).
23.ACA -Archief en Cultureel Centrum van Arenberg in Edingen, Iconografie.
24.ACA -Archief en Cultureel Centrum van Arenberg in Edingen, Fotocollectie
25.KIK –IRPA https://balat.kikirpa.be/photo.php?objnr=112124&path=E013076
Bibliografie bij de afbeeldingen