Nederlandsche vrouw, zelve een dochter van dat zeevarende volk, bleef
thuis, maar het waren háár welpen, die „liepen door de woeste zee, als door
het bosch de Leeuw.” Meestal bleef zij stil en verborgen in haar huisje,
waarin het zoo kraakzindelijk was, en waar die onbehouwen manskerels
wèl leerden zich de voeten te ontschoeien en te letten op stofjes en al wat
niet behoorde in het heiligdom van moeder de vrouw. Maar als het
vaderland in nood was, dan waren diezelfde vrouwen met Kenau Simons
Hasselaer naar de kampplaats gesneld, en haar oogen vlamden van de
muren van Alkmaar den Spaanschen vaandrig tegen, die, desnoods ten
koste van zijn leven, wilde weten, welke onversaagde en geharde
krijgsknechten dan toch het wonder volwrochten van een geheel Spaansch
leger in woesten stormaanval te weerstaan. En als nu de roep door den
lande gaat, dat er maats, vele maats noodig zijn, om de eer van het
vernederde vaderland op te nemen tegen de Roodrokken.... dan zijn er jonge
meisjes, die zich in mansgewaad steken en, aldus verkleed, zich aanmelden
om dienst te nemen voor de vloot.
Van drie is dat uitgekomen, en de jongste van haar was slechts zestien jaar.
Het was heusch niet voor de aardigheid, dat zij medegingen. Het zou
vlammen en donderen langs de zee. Velen die uittogen, zouden nooit meer
het land der geboorte terugzien, en op de grillige zee was het altijd werken
hard en zwaar. Anna Jans van Texel, een der drie meisjes, zou dat hebben
kunnen getuigen. Want in haar vermomming had zij moeten dienen als
marsklimmer, terwijl van een ander, Adriana la Noy geheeten, haar kapitein
moest getuigen „dat zij op togten en wachten zich had gedragen vroom en
eerlijk, zulks als een matroos schuldig was te doen.”
Ook lieten de Staten een lijst bekend maken, waarin opgesomd werd welke
schadeloosstellingen men toegedacht had aan de verminkten. Verloor men
beide oogen, of ook wel beide armen, dan kreeg men 1066 gld. 13 stuivers
en 4 penningen. Het verlies van één oog werd gelijk gesteld met het verlies
van de linkerhand, en men ontving in dat geval de ronde som van 240 gld.
De rechterarm was evenveel waard als de twee voeten samen, namelijk 333
gld. 6 st. en 8 penn. En zoo voort. Ook werd aan hen, die zoodanig
verminkt waren, dat zij daardoor voortaan onbekwaam zouden zijn hun