geven aan Jenny op haar geboortedag.—O, hij maakt allerhande mooie
dingen en heeft veel te doen ook.”
Gelukkig, dat Hans nog niet weg was; want nu kon hij den dokter ook dat
vertellen.
Wat wonder, dat nog vóór de avond gevallen was, dokter Broekman met
Hans in de hut terugkeerde, om nadere bijzonderheden te vernemen. Wat
wonder, dat hij, altijd met Hans bij zich, weder in het rijtuig stapte en den
koetsier beval naar mijnheer Poot te rijden, waar hij verzocht om Benjamin
Dobbs te spreken, dien hij gelukkig thuis vond. Van dezen vernam hij nog
een menigte bijzonderheden omtrent zijn zoon, welke hem in de zekerheid
bevestigden, dat het zijn eigen Laurens was, en welke bijzonderheden wij u
willen mededeelen, zonder dat wij Ben sprekend invoeren, met wien de
dokter, om den knaap te gemoet te komen, Engelsch sprak. ’t Meeste, wat
Ben vertelde, had deze bij overlevering.
„Ongeveer tien jaren geleden, toen Ben nog een kleine jongen was, woonde
er, op ongeveer een uur afstands van de woning zijner ouders, een zeer knap
werkman en fabrikant, Thomas Higgs, die goede zaken op Holland deed,
vooral in chirurgijnsinstrumenten. (De dokter herinnerde zich dien naam
wel en ’t was hem nu duidelijk, waarom Laurens op het denkbeeld was
gekomen, zich naar Higgs te begeven, daar de knaap dien naam
verscheidene malen op de foedralen zijner instrumenten had kunnen lezen.)
Nu tien jaren geleden was er op zekeren avond bij dien Thomas Higgs, die
ongetrouwd was en slechts met een huishoudster leefde, een jongmensch als
leerling gekomen. Niet, dat het zoo’n wonder was dat er een leerling bij
Thomas Higgs kwam; maar die jongeling had spoedig de oplettendheid der
buren gaande gemaakt, omdat hij zoo stil en afgetrokken was, nooit lachte
en altijd even stroef voor zich keek. Daarenboven—en dat was een
opmerking, die de dames maakten—kon hij geen Engelschman zijn, dat
zagen zij wel, als hij Zondags met zijn patroon en juffrouw Todd, de
huishoudster, in de kerk zat. En ofschoon men de laatste al eens gepolst
had, liet zij zich nooit iets over hem ontvallen, dan dat hij een braaf
oppassend mensch en waarschijnlijk een neef van mijnheer Higgs was, die
ontzaglijk veel van hem scheen te houden. Zooveel is ten minste waar, dat