„Laat mij op bevel der koningin in hechtenis nemen,” zeide hij, „ik
zal mij op Zijne Eminentie beroepen.”
Juffrouw Bonacieux bemerkte nu eerst, dat zij te ver was
gegaan, en scheen hierover beangst. Zij beschouwde een oogenblik
verschrikt dat dom gelaat, waarop een onwrikbaar besluit stond
uitgedrukt, als dat eens dwazen, die bang is.
„Welnu dan, het zij zoo!” zeide zij, „bij slot van rekening hebt gij
gelijk; een man weet meer van staatkunde dan een vrouw, en gij
vooral, mijnheer Bonacieux! daar gij met den kardinaal hebt
gesproken; echter is het voor mij zeer hard,” vervolgde zij, „dat mijn
man, iemand, op wiens vriendschap ik meende te kunnen
vertrouwen, mij zoo onbeleefd behandelt, en aan mijn begeerten
niet wil voldoen.”—„Uw begeerten zouden iemand te ver kunnen
brengen, en ik wantrouw ze,” hernam Bonacieux zegevierend.—„Ik
zal er dan van afzien,” zeide de jonge vrouw zuchtende; „het is wel,
laat ons er niet meer van spreken.”—„Indien gij mij ten minste
zeidet, wat ik te Londen moest doen,” zeide Bonacieux, die zich een
weinig te laat herinnerde, dat Rochefort hem had aanbevolen
pogingen te doen, ten einde de geheimen zijner vrouw te
ontdekken.—„Het is niet noodig, dat gij het thans weet,” antwoordde
de jonge vrouw, die als door ingeving wantrouwend werd en thans
terugtrad; „het betreft eene dier kleinigheden, naar welke de
vrouwen zoo dikwijls begeerte koesteren, een aankoop, waaraan
veel te verdienen was.”
Maar hoe meer de jonge vrouw zich terugtrok, te meer
verbeeldde zich Bonacieux, dat het geheim, hetwelk zij weigerde
hem mede te deelen, belangrijk was. Hij besloot dus oogenblikkelijk
den graaf de Rochefort te gaan spreken, om hem te zeggen, dat de
koningin een boodschapper zocht, om dien naar Londen te zenden.
„Vergeef mij, indien ik u moet verlaten, mijn lieve!” zeide hij;
„maar niet wetende, dat gij mij heden een bezoek zoudt komen
brengen, had ik een samenkomst met een mijner vrienden bepaald;
ik kom dadelijk weer terug, en indien gij mij slechts een oogenblik
wilt wachten, kom ik, zoodra ik met mijn vriend heb afgehandeld, u