Paul richtte zich op.
—Voel je je in geen enkel opzicht schuldig?
—Er is maar één man op de wereld, dien ik lief heb en zal lief hebben, dat
is Nikolaas Petrowitsj, antwoordde ze met plotselinge heftigheid, ofschoon
de tranen haar nog de stem verstikten,—en over wat u gezien hebt, hoef ik
mij geen verwijten te doen, dat kan ik bezweren. Ik wil liever hier op de
plaats dood blijven, dan verdacht worden, dat ik mijn weldoener zou
bedrogen hebben.
Haar stem werd weer zwak en zij voelde, dat Paul Petrowitsj haar hand nam
en krachtig drukte.
Ze keek hem aan en schrok heftig. Zijn gezicht was nog bleeker dan anders,
in zijn oogen een zeldzame fonkeling en éen enkele dikke traan, die over
zijn wangen rolde...
—Fenitsjka, zei hij nauwelijks hoorbaar, heb mijn broer lief, heb hem lief.
Hij is zoo goed en verdient het, dat je hem lief hebt. Geef hem niet voor
niemand in de wereld en luister niet naar de mooie woorden van anderen.
Niets is verschrikkelijker, dan onbeantwoorde liefde. Blijf hem trouw, mijn
armen, goeden Nikolaas!
Fenitsjka weende niet meer. Ze stond zoo verwonderd, dat ze ook niet bang
meer was. Maar ze kon geen woord meer uitbrengen, toen Paul haar hand
greep en tegen zijn oogen drukte, nog eens greep en krampachtig snikkend
aan zijn lippen bracht... ...God, dacht ze, zou dat een aanval zijn...
Ze vermoedde niet, dat het verleden op dit oogenblik pijnigend in hem
openbrak, alles wat zijn hart geleden had, weer trilde en begon te bloeden.
De traptreden kraakten onder vlugge voetstappen. Hij stootte haar van zich
en legde zijn hoofd op het kussen.
De deur ging open en Nikolaas trad binnen, opgewekt, het gezicht frisch en
rood. Mitja, even frisch en rood als hij, danste op zijn arm en trapte met zijn