natuurlijk niet van Hoppo scheiden, dien Liesje bereidwillig 'n plaats
naast pop Dora in haar wagentje inruimt. Maar terwijl ze haar
poppenkind naast den beer in 't mandenwagentje schikt en ik voor
den spiegel mijn witten stroohoed sta op te spelden, komt ze ineens
op 'n ander idée.
„Zeg, tante Piep, 't staat eigenlijk zoo gek, 'n pop naast 'n beer!
Als we poes Polly 's ankleedden en die meenamen! Laatst, toen we
naar mevrouw Bakker gingen, mocht 't ook en Polly was zóó zoet.
Daar had-je nou niks geen last van. Moekie zei 't zelf.”
Ik weet dat 't waar is en dat Polly volgens Max 'n lammerennatuur
heeft. De kinderen sjouwen altijd met haar, en aan verkleed te
worden is ze den laatsten tijd vooral zóó gewend, dat ze zelf heel
gewillig haar pootjes uitsteekt, als Liesje haar 't een of andere
poppengewaad aantrekt.
„Ja maar Lies, naar tante Bé is veel verder dan naar mevrouw
Bakker. Die woont hier maar 'n paar huizen vandaan en 't is al zoo
laat, al bij half vier,” weifel ik.
„Hè, tante, Polly zou 't zoo leuk vinden. Dat weet ik zeker,” zegt ze
smeekend met zoo'n engelachtig-lief gezichtje, dat ik 't maar goed
vind en meehelp Polly uit te dossen in 't roodflanellen keurig
uitgetande pelerinetje, dat haar bizonder flatteert, evenals 't wit-
vilten hoedje met 't blauwe veertje, waar ze schuchter dwepend
onder uitkijkt. 't Is bepaald koddig zooals ze daar naast Hoppo in 't
poppenwagentje zit, 'n weinig achterover, heel makkelijk in loome
distinctie met 't zachtste kussentje, dat we vinden kunnen, in haar
rug, 't witgehaakte spreitje aan weerszijden van 't wagentje sierlijk
afhangend.
Ik begin er zelf pret in te krijgen.
„O juffrouw,” lacht Truitje, die ons uitlaat.
„Ja, hè, 't lijkt wel iets uit 'n honden- en apenspel, maar de
kinderen hebben er zoo'n schik in.”
„Nou en de juffrouw houdt ook wel van 'n grapje,” zegt Truitje met
'n familiaar knipoogje, waarop ik me verplicht voel ietwat afgemeten