Confucius, en Choe Hie, en Lao Tsz’, en Chuang Tsz’. Wellicht behandel ik,
in een ander werk, de Chineesche schilderkunst uitvoeriger, en dan ook de
andere Chineesche kunsten, de poëzie, de plastiek, de porseleinkunst, de
architectuur.
Ik heb in dit hoofdstuk er den nadruk op willen leggen, dat men den Geest
van China, en dus ook China’s cultuur, niet kan doorvoelen en begrijpen,
zonder China’s kunst te kennen. Kan men over de cultuur van Europa
schrijven zonder de namen Rembrandt, Leonardo da Vinci, Michel Angelo,
Botticelli, van der Weyden, Dürer, en andere grooten te noemen? En komt
het dan te pas, zooals bekende sinologen als b.v. Prof. de Groot gedaan
hebben, het Chineesche volk voor „half-barbarous” en „semi-civilised” uit
te maken, zonder een flauw denkbeeld te hebben van de grootheid der
kunstenaars, die dit volk voortbracht, van begenadigde filosofen-dichters-
schilders als Wu Tao Tsz’, Wang Wei, Hui Tsung, Ku K’ai Chih, Ma Yuan,
Mu Ch’i, Ch’ao Meng Fu, Li Lung Mien, Yen Li Pen en zooveel anderen?
Het feit, dat deze in geheel China en Japan beroemde namen bij het groote
publiek in Europa nog geheel onbekend zijn, bewijst reeds, hoezeer de
Europeesche sinologie tot voor enkele jaren te kort geschoten is in het
begrijpen en verklaren der ware Chineesche cultuur.
Kunsthistorici van naam in Europa hebben, zooals o.a. André Michel,
Professeur à l’Ecole du Louvre in zijn „Histoire de l’Art” durven verklaren:
„l’Histoire de l’Art laisse également de côté les arts extra-européens, art
musulman, art chinois, art japonais”, en M. Reinach, Membre de l’Institut,
schrijft in zijn „Apollo (1904): „Si je ne dis rien ici de l’Art de l’Inde ni de
celui de la Chine, c’est que la haute antiquité qu’on leur attribue est une
illusion. L’Inde n’a pas eu d’art avant l’époque d’Alexandre le Grand et
quant à l’art chinois, il n’a commencé à produire ses chefs d’oeuvre qu’au
cours du moyen-âge européen”.
Dit klinkt wel zeer merkwaardig in een werk, dat met de quaternaire
periode begint, en tot Whistler en Manet loopt, zooals Herbert A. Giles
terecht opmerkt7, er bijvoegend, dat vóór in de 19e eeuw het naturalisme,
impressionisme en „plein-airisme” in ’t Westen hun intrede deden, en wel
minstens 1000 jaar vroeger, nadat de groote geestelijke kunst der Soeng-