Yes No And Maybe Study Guide Living With The God Of Immeasurably More Wendy Pope

sowrymuschc7 7 views 30 slides May 20, 2025
Slide 1
Slide 1 of 30
Slide 1
1
Slide 2
2
Slide 3
3
Slide 4
4
Slide 5
5
Slide 6
6
Slide 7
7
Slide 8
8
Slide 9
9
Slide 10
10
Slide 11
11
Slide 12
12
Slide 13
13
Slide 14
14
Slide 15
15
Slide 16
16
Slide 17
17
Slide 18
18
Slide 19
19
Slide 20
20
Slide 21
21
Slide 22
22
Slide 23
23
Slide 24
24
Slide 25
25
Slide 26
26
Slide 27
27
Slide 28
28
Slide 29
29
Slide 30
30

About This Presentation

Yes No And Maybe Study Guide Living With The God Of Immeasurably More Wendy Pope
Yes No And Maybe Study Guide Living With The God Of Immeasurably More Wendy Pope
Yes No And Maybe Study Guide Living With The God Of Immeasurably More Wendy Pope


Slide Content

Yes No And Maybe Study Guide Living With The God
Of Immeasurably More Wendy Pope download
https://ebookbell.com/product/yes-no-and-maybe-study-guide-
living-with-the-god-of-immeasurably-more-wendy-pope-47098004
Explore and download more ebooks at ebookbell.com

Here are some recommended products that we believe you will be
interested in. You can click the link to download.
Yes No And Maybe Living With The God Of Immeasurably More Wendy Pope
https://ebookbell.com/product/yes-no-and-maybe-living-with-the-god-of-
immeasurably-more-wendy-pope-11392816
The 4 Habits Of Healthy Families Everything Your Family Needs To Get
Healthy And Stay Healthy For Life Featuring The Yes No Maybe So Food
Choice Amy Hendel
https://ebookbell.com/product/the-4-habits-of-healthy-families-
everything-your-family-needs-to-get-healthy-and-stay-healthy-for-life-
featuring-the-yes-no-maybe-so-food-choice-amy-hendel-46362892
The Yesno Book How To Do Less And Achieve More Mike Clayton
https://ebookbell.com/product/the-yesno-book-how-to-do-less-and-
achieve-more-mike-clayton-10888914
Say Yes To No Using The Power Of No To Create The Best In Life Work
And Love Greg Cootsona
https://ebookbell.com/product/say-yes-to-no-using-the-power-of-no-to-
create-the-best-in-life-work-and-love-greg-cootsona-46389802

Yesno Using The Armlength Test For Instant Answers And Wellbeing Uwe
Albrecht
https://ebookbell.com/product/yesno-using-the-armlength-test-for-
instant-answers-and-wellbeing-uwe-albrecht-51295414
Survival To Selfcare How To Say No To Generational Bad Habits And Yes
To The Real You Que
https://ebookbell.com/product/survival-to-selfcare-how-to-say-no-to-
generational-bad-habits-and-yes-to-the-real-you-que-232948866
The Syntax Of Yes And No Anders Holmberg
https://ebookbell.com/product/the-syntax-of-yes-and-no-anders-
holmberg-10840424
Stop And Go Yes And No What Is An Antonym Brian P Cleary
https://ebookbell.com/product/stop-and-go-yes-and-no-what-is-an-
antonym-brian-p-cleary-1381878
The Girly Thoughts 10day Detox Plan The Resilient Womans Guide To
Saying No To Negative Selftalk And Yes To Personal Power Patricia
Ogorman
https://ebookbell.com/product/the-girly-thoughts-10day-detox-plan-the-
resilient-womans-guide-to-saying-no-to-negative-selftalk-and-yes-to-
personal-power-patricia-ogorman-48936934

Random documents with unrelated
content Scribd suggests to you:

gebracht. Op den 27. dito namen de onse 27. van de Fransche, staande op
de brantwacht buyten Woerden. Den 29. dito kregen de onse noch 9 a 10
gevangenen met 4 paarden, by de Linschooten. En soo voortaan van tijt tot
tijt: soo dat ik selve gelesen hebbe een Missive van den Hartog van
Luxemburg geschreven, om lossinge van eenige gevangenen aan sijn
Excellentie alhier, dat hy alleen meer gevangens afhaalde, als alle de andere
posten te samen; ja men heeft by-na rekeninge uyt-gevonden, dat van dit
quartier by de elf-hondert gevangenen, en daar onder verscheyde
Officieren, zijn binnen gebracht, en wel stijf soo veel daar omtrent doot
gebleven: in-voegen nooyt een eenige party sonder gewenscht gevolg is te
rugge gekomen, of hebbe altyt eenige Fransche gevangenen mede-
gebracht.”
»Drie dagen naar dat twee Bataillions van het regiment van Picardyen
binnen Woerden waren getrokken, soo is den Hartog van Luxemburg met
Mombas aldaar aangekomen, en heeft met allen ernst die stad doen
versterken en weerbaar maken: het gene den Heere Grave van Hoorn tot
Oudewater ook met alle naarstigheyt dede doen; de welke kondschap
krijgende, dat den vyant omtrent Woerden seer besig was, met boomgaarden
en bomen af te hakken, soo is hy met 150 paarden daar naar toe gereden,
om de selve te enleveeren, latende eenig voetvolk op de huysen Nes en
Linschooten, om hem te ondersteunen: en alsoo tot de stad toe
voortrukkende, bracht een goet aantal gevangens mede, en soude selfs den
Hartog van Luxemburg en Mombas, de welke de kaap op naar Wulverhorst,
met eenige weynige Officieren, om kondschap uytgereeden waren,
gevangen hebben, alsoo de selve al hadde afgesneden, ten ware sy door een
meysjen gewaarschouwt zijnde, met horden en anders over wateringen
leggende, en de selve weer naar sich halende, met veele moeyten ontsnapt
waren.”
Zooals men dus bemerkt, had de stad Oudewater in 1672, een zeer
verheven en merkwaardig standpunt in de geschiedenis. Immers alles
werkte daartoe mede, zooals hiervoren duidelijk gebleken is. Ook in het jaar
1673, op den 22 Januarij, streden die van Oudewater tegen de franschen
onvervaard en dapper, naast die van Alphen, toen vielen er bij de

Nieuwerbrug in eene charge meer dan 50 man van den vijand onder den
voet.236
Het was mede in den winter van het jaar 1673, dat die van Oudewater zich
nog door een paar wakkere wapenfeiten onderscheidden. Vooraf diene men
echter te weten, dat Montfoort en Woerden nog in het bezit der Franschen
waren, en dat de Graaf van Hoorn met Dordsche en Haagsche schutters
binnen deze stad in bezetting lag.
Wij willen ons echter niet ophouden bij eenige kleine veroveringen237 van
die dappere burgers van den Staat, maar beginnen met dit feit: Het was op
eenen Maandag van Februarij des jaars 1673; eene dikke ijskorst bedekte
alom meer en poel en de gure adem uit het Noorden deed zich streng
gevoelen; niettegenstaande dit jaargetijde, werden echter de
vijandelijkheden van beide partijen niet gestaakt, en zoo was het dan ook
nu, dat men den wakkeren graaf van Hoorn binnen Oudewater berigt had,
dat 500 franschen naar de zijde van Linschoten, Diemerbroek en Papenkop
optrokken, kennelijk met het doel om te rooven en te plunderen, daar zij
ongeveer een 300tal sleden met zich voerden.
Dit scheen den ijverigen Haagschen en Dordrechtschen vrijwilligers eene
schoone prooi toe. Nagenoeg 400 hunner, gaan tot den Graaf van Hoorn en
vragen hem de vergunning, eenen togt op den vijand te mogen maken en
hem met verdunde gelederen naar zijne schuilhoeken terug te doen deinzen;
van Hoorn staat hun dit, door hun sterk aanhouden niet alleen toe, maar wil
hen zelfs, nevens den overste Jornian met 500 à 600 soldaten vergezellen.
De wakkere burgers ondernemen allen den togt op schaatsen, en ieder met
eenen goeden snaphaan gewapend, vallen zij den vijand geheel
onverwachts aan, waarop terstond eenige honderde geweerkogels naar hen
werden afgezonden. Spoedig dan ook waren er eenige franschen onder den
voet geschoten, en een aantal gekwetsten. Nu zette de vijand het op een
vlugten, latende al zijne sleden met den buit achter. Onze burgers echter
zetten hem op hunne rappe schaatsen na, totdat de vijand zich tusschen
Papekop en Diemerbroek achter eenige hooibergen posteerde en in staat
van tegenweer stelde; maar de Graaf van Hoorn met de staatsche soldaten

nu mede aankomende en bereids op de franschen beginnende te schieten,
werden zij alras gedwongen in de grootste verwarring te gaan vlugten,
terwijl zij door de burgers tot vóór de poorten van Woerden en Montfoort,
daar zij uitgetogen waren, werden nagezet.
De franschen verloren 40 man aan dooden en 40 gevangenen, al hunnen
buit en een aantal wapenen; het cijfer der gekwetsten is niet bekend
geworden.
Van de Staatschen is er niemand gebleven; drie echter werden er gekwetst.
Het was een ware triumphtogt, toen onze mannen onder vreugde en gejuich
met sleden vol hooi en huisraad binnen Oudewater weder keerden.238
Het was ongeveer eene maand daarna, dat wij nogmaals het volgende
wapenfeit in de geschiedenis aantreffen.
»De Graaf Hornes, bericht bekomen hebbende, dat omtrent hondert en
twintig Franschen van Woerden naar Uytrecht, onder een Colonel en eenige
mindere bevelhebberen togen, deed daar op eenige schuyten met platte
bodemen vaardig maken, daar hy seventig soldaten onder Capiteyn
Sanderson, met twee Luytenanten, drie Vaandrigs, en vijf Sergeanten
inscheepte, om de Franschen, wanneer sy voorby souden komen, aan te
tasten: dit had soo goeden gevolg, dat de Staatschen met de eerste chargie
veel Franschen onder den voet schooten, onder de welke ook de Colonel
was; vielen daar over den vyand aan, en enterden het schip, sloegen meest
al dood dat daar binnen was, behalven veertig soldaten een eenige
bevelhebbers, die sy quartier verleenden, en binnen Oudewater brachten.
Van de Staatschen was de Vaandrig Byvoort van het Regiment van den
Graaf van Hornes gebleven; de Capiteyn Sanderson, nevens twee
Sergeanten en eenige weynige soldaten wierden gequetst. De gevange
Officieren waren twee Capiteynen, en vier Luytenanten, van de welke noch
een onder-wegen aan syn wonden stierf: behalven dese hadden sy noch 45
soldaten, en goeden buyt.

Deze en meerdere veroveringen bezorgden Oudewater grooten naam in de
geschiedenis, maar het behoorde nu ook tot die magtige defensie lijn, die
zich van de Zuiderzee tot over de Waal uitstrekte, zoodat nergens den vijand
eenige opening gelaten was om een inbreuk te maken.”239
Den oorlog verder te volgen, mogen wij van onze ruimte niet afnemen, en
dat behoort dan ook tot de Vaderlandsche geschiedenis. Jaren lang echter
zoude Oudewater gebukt gaan onder de schade die het aan huizen, en erven
had geleden, en den 11 Junij 1707 verleenden de Staten van Holland en
Westvriesland octrooi240 tot het oprigten eener loterij van 600000 Gulden
ter te gemoetkoming en herstelling der schade in den jare 1672 geleden.
In de jaren 1740 tot 1747, werden de vestingwerken en fortificatiën der stad
aanmerkelijk versterkt, dat na langen tijd weder eens iets krijgshaftig aan de
stad bijzette; maar was er op politiek gebied bijna weinig nieuws, op het
kerkelijke was er helaas des te meer. Wij moeten daarbij een weinig
stilstaan.
In het laatst des jaars 1746 was van de regering der stad Oudewater verlof
verzocht, door den Lutherschen Predikant van Woerden, om op Donderdag
den 1 September eene leerrede te mogen doen in de Gereformeerde kerk,
voor zijne Luthersche Geloofsgenooten, die aldaar in bezetting lagen en
voorts na hetzelve het H. Avondmaal te bedienen. Burgemeesteren in dit
verzoek hebbende bewilligd, hadden de inschikkelijkheid om den
Predikanten hiervan kennis te geven, ten einde hun zulks niet vreemd mogte
voorkomen. De President Burgemeester deed de boodschap aan den
Predikant, A. Ploos van Amstel; de Burgemeester F. van Hoogstraten
verrigtte zulks bij den anderen Leeraar J. C. de la Moraisière. Deze nam er
volkomen genoegen in, en betuigde den Heer Martini, (dus was de naam
des Lutherschen Leeraars) te houden voor een geleerd man, en voornemens
hem te gaan hooren. Doch de Heer van Amstel was van een ander begrip.
De boodschap gehoord hebbende, verklaarde hij in het gegeven verlof
merkelijke zwarigheid te vinden, en zocht den Burgemeester te beduiden,
dat het prediken van een Luthers man in eene Hervormde Kerk niet mogt
geschieden. Zooveel vermogt de Predikant op den Burgemeester, dat deze,
twee dagen daarna toen de Hr. Martini het verlof reeds had vernomen,

zonder zijnen mede Burgemeester te kennen, door een stadsbode de
verleende toestemming deed herroepen.
Burgemeester van Hoogstraten met regt over deze handelwijze misnoegd,
bragt deze zaak ter kennisse van de vroedschap, drong aan op de
redelijkheid van het verzoek des Lutherschen Predikants en van het verlof
daarop gegeven. Het gevolg hiervan was, dat de ledematen der
Augsburgsche Confessie, op den bestemden tijd, eene leerrede zouden
mogen hooren en het avondmaal ontvangen in de publieke kerk; doch met
de bepaling dat zulks zou moeten geschieden op het choor, voor
die reize alleen, en zonder consequentie voor het
toekomende. In weerwil van dit besluit der vroedschap, werd echter,
Burgemeester de Jong te rade, zonder mede weten van eenig lid der
regering, daags voor den 1 September door den stads bode, den kerkmeester
en den koster te doen aanzeggen, dat hij niet verstond, dat des ander daags
de Kerk voor de Lutherschen geopend wierde, en door hen daarin dienst
zou gedaan worden; met bedreiging, den koster te zullen afzetten, indien hij
zulks niet weerde.
Vreemd klonk dit bevel den Heere van Hoogstraten in de ooren. Met reden
vreesde hij voor onaangename gevolgen, indien de Broeders Lutheranen
tegen de gegevene belofte, zich in hun godsdienstig oogmerk vonden te leur
gesteld. Om alle onaangenaamheden zooveel doenlijk te voorkomen,
ontbood hij den kerkmeester en den koster, en bragt hen onder ’t oog, dat
een enkel lid, tegen het besluit der geheele vroedschap, niet wettiglijk kon
ingaan, waarom hij hun verzocht, zorg te dragen, dat het genomen besluit
werd ten uitvoer gebragt. Voorts belegde hij nog dienzelfden dag eene
vergadering der Vroedschap, in welke een besluit werd genomen van den
volgenden inhoud.
»Bij de ondergenoemde Heeren gehoord zijnde, dat de Heer Burgemeester
de Jong, op zijne authoriteit alleen en zonder daarin iemand van de leden te
kennen, zoo aan Kerkmeesteren, als aan den koster, verboden had de
resolutie van den 29 dezer (Augustus) ter executie te stellen, is besloten aan
den koster te leveren, kopij van dezelfde resolutie en hem daarbij te
bevelen, dat hij zal hebben te zorgen dat dezelve zal ten uitvoer worde

gebragt, op zoodanige correctie, als tegen het contrarie zoude
goedgevonden worden te arresteeren en te behooren. Gedaan bij de Heeren
enz.”
De koster beloofde gehoorzaamheid aan dit bevel en hield zijn woord. De
Heer Martini verrigtte de dienst onverhinderd en tot algemeene stichting.
Elk was nu in den waan, dat deze zaak zou afloopen met het snappen van
eenige »klopzieke wijven,” die er den mond vol van hadden. Waarschijnlijk
ware zulks gebeurd, zonder den onbezonnen ijver van den Predikant Ploos
van Amstel, aan wien deze zaak zoo zwaar op het gemoed scheen te leggen,
dat hij dezelve op den predikstoel en dus voor de geheele gemeente bragt.
Op den eersten zondag, na den gemelden Donderdag nam hij zijne inleiding
uit Ps. 93 vs. 5–6. »de heiligheid is uwen huize sierlijk
Heere, tot lange dagen!” Na eene korte verklaring van deze
woorden zeide zijn Eerwaarde dat dit Huis (bedoelende de kerk waarin hij
thans sprak) was overgegeven aan degenen, die tot hetzelve niet bedoelde,
gelijk op den voorgaanden Donderdag was gebeurd; dat het sinds de
Reformatie altijd, tot dien tijd toe, aan niemand ten gebruike was
overgelaten, dan alleen aan de gereformeerden, en dat het derhalve niet had
behooren overgegeven te worden aan degenen die daartoe niet behoorden,
dat hij meende, ambtshalve verpligt te zijn, de gemeente daarvan te moeten
waarschuwen, maar de zaak liet voor hen, die er verlof toe gegeven hadden,
hoewel strijdig met ’s lands wetten en plakaten, welke hij onder zich had.
Van tijd tot tijd herhaalde hij hetzelfde in zijne leerrede en toepassing en
wenschte aan zijne waarschuwing getrouw te zullen blijven. Om eene
bedenking welke bij sommige zijner toehoorders zou kunnen ontstaan, te
weeren, bekende hij, in zijne eerste predikatie binnen deze stad beloofd te
hebben, zich met regeringszaken niet te zullen bemoeijen, doch dat hij thans
bezijden die belofte moeste gaan, en hij zich ambtshalve verpligt rekende te
zeggen, dat het gebeurde niet had moeten geschieden, dewijl het streed met
’s lands plakaten; en indien hij de Gemeente niet waarschuwde, hij niet
getrouw handelde en God zulks van zijne handen zoude eischen.
Hoezeer dit stuk den Heere Ploos van Amstel ter harte ging, bleek wederom
dienzelfden namiddag, wanneer hij voor zijnen ambtgenoot, die elders
buiten de stad predikte, den dienst waarnemende, handelde over de

woorden »Gij zult niet doodslaan.” Thans zocht hij aan te toonen, dat,
hoewel men in ’t algemeen geduld moest hebben omtrent degenen, die
buiten ons toedoen ons hadden beleedigd, dit echter niet moest worden
uitgestrekt tot goddelijke zaken. Want, dat zoowel als het ligchaam de ziel
ook konde gedood worden, hetwelk geschiedde door het verkondigen van
eene valsche leer; dat aan dit dooden van de ziel niet alleen de valsche
leeraars zich schuldig maakten, maar ook dezulken, die het verkondigen
van eene valsche leer in hunne kerken veroorloofden, dat het hem weinig
moeite zou kosten, uit ’s lands plakaten te bewijzen, de ongeoorloofdheid
van ’t geen dezer dagen was geschied: want dat hieruit moord en doodslag
zou hebben kunnen ontstaan en hij niet wist, wat er nog zou kunnen
gebeuren. In het nagebed bad hij, dat men onder de bescherming der Heeren
Regenten van deze stad, voortaan mogt leiden een stil en gerust leven,
zonder verdere oproeren en nieuwigheden in
kerkelijke en politieke zaken. In dezen zin had zich zijn
Eerwaarde op den predikstoel uitgelaten, volgens de getuigenis van vier
personen, in Januarij des volgenden jaars gedaan, met aanbieding hunne
verklaring met eede te bevestigen.
Hoe volijverig, getrouw en wakker de Leeraar Ploos van Amstel, zich in dat
alles van zijn ambt en post meende gekweten te hebben, werd echter, bij
sommige leden der Regering zijn gedrag in een gansch ander licht
beschouwd en in de eerstvolgende Vroedschaps vergadering voorgedragen,
dat des leeraars gedrag op den voorgaanden zondag aanliep tegen ’s lands
plakaten, waarbij den Predikanten werd verboden, zaken de politie der stad
betreffende, op den preekstoel te brengen, dat het streed met de keuren van
Oudewater, dat het strekte tot kleinachting der overheid, tot opruijing en
aanhitsing van ’t gemeen, en van verre uitzigten was: en diensvolgens in
bedenking werd gegeven, op hoedanig eene wijze de Leeraar deswege
behoorde behandeld te worden. Eene onverwachte uitwerking deed deze
voorslag. De meeste leden waren van oordeel, dat men bij eene vriendelijke
schikking de zaak als gebeurd en niet te herdoen uit de wereld moest
ruimen. Zelfs waren twee Heeren van gedachte, dat de leeraar niets misdaan
had, en verklaarden zich met de zaak niet te willen bemoeijen, waarop zij
de vergadering verlieten. Zoo ras was deze uitslag der vergadering niet
gekomen ter oore van den den Heer van Amstel, of hij hield verder aan, bij

zijne vrienden om zijne zaak te blijven voorstaan. Niet vruchteloos was
zijne moeite. Want toen, in eene volgende vergadering der vroedschap, de
zaak wederom op het tapijt gebragt en door sommige de uitspraak werd
gedaan, om den Leeraar door twee leden al ware ’t zelfs zijn beste vrienden,
de onvoorzigtigheid van zijn gedrag onder ’t oog te brengen en zijn
Eerwaarde te vermanen, in ’t toekomende, zich daarvoor te wachten, werd
dit, hoewel dit eenigen te zacht scheen, door anderen nog van de hand
gewezen. Men beschouwde het als eene krenking van des Leeraars fatsoen,
en als geenen kleinen hoon, dat een Godsgezant en Engel der gemeente, die
anderen tot hun pligt vermaande, over zijnen eigen pligt zou onderhouden
worden. Vergeefs bragten anderen hiertegen in, dat, wanneer een Leeraar
zijnen pligt te buiten ging, hij te strafschuldiger was, en met te meer regt
daarover moest onderhouden worden. De vergadering werd gesloten zonder
dat er iets besloten was. De Hr. Ploos van Amstel, ziende dus eenen sterken
arm te hebben, sloeg voort tot nog andere stoutigheden. Volgens
kerkenorden moest de proefpredikatie voor de bediening des avondmaals
gedaan worden, op den Zaturdag, onmiddelijk voor den Zondag, op welke
het Avondmaal moest gevierd worden. Op eigen gezag, buiten kennis der
regering, kondigde de Hr. van Amstel af, dat de proefpredikatie, niet op den
Zaturdag, maar op den gewonen preekdag zou geschieden. Burgemeesteren
deze vrijpostigheid met reden kwalijk nemende, legden in beraad, of zij niet
op den gewonen tijd de kerkklok zouden doen trekken, doch stelden dit ter
zijde, uit vreeze voor opschudding onder de gemeente. Om evenwel hun
gezag te handhaven, en dit geschil, ’t welk in de vroedschap slepende werd
gehouden, ten einde te brengen, namen Burgemeesteren op den 13 Februarij
1747 het besluit, den substituut Baljuw Hugo Mars te gelasten den
gemelden Leeraar, zoo wegens zijn gedrag omtrent de proefpredikatie, als
inzonderheid over zijne uitdrukkingen, in de twee bewuste leerredenen van
Sept. 1746, in Regten te betrekken. Zeer euvel werd dit besluit opgenomen
bij den Heere Gaspar Rudolf van Kinschot, Baljuw, Dijkgraaf en Schout
van Oudewater. Hij oordeelde Burgemeesteren daartoe onbevoegd, en gaf
zulks te kennen, in eene Insinuatie aan dezelve, die straks eene Tegen-
Insinuatie uitgaven, welke over en weêr van twee andere gevolgd werden.
In dezen tweespalt, niet wetende waaraan zich te moeten houden, werd Do.
van Amstel te rade, met de Leden des Kerkeraads, uitgezonderd zijnen
ambtgenoot en éénen Diaken die buiten de correspondentie werden

gehouden, zich te wenden tot de klassis die in April te Schoonhoven zou
gehouden worden. Hier vertoonden zij de geschriften, door Burgemeesteren
en den Baljuw aan den Kerkeraad gezonden, met verzoek om te mogen
weten, of dezelve in de aanteekeningen van den Kerkenraad moesten
geboekt worden. Doch de kerkvergadering vond niet geraden hierop een
bepaald besluit te nemen. In den onzekeren kans, welken uitslag deze zaak
zoude nemen, vond de Hr. van Amstel dienstig, zich te voorzien van
wapenen, met welke hij in tijd en wijle zich zoude kunnen dekken. Aan
dertig personen, niet te Oudewater, ’t geen vreemd is, maar buiten de stad,
te Hekendorp woonachtig, liet hij afvragen, of zij de bewuste
uitdrukkingen, op den 4 September hem hadden hooren gebruiken, zoo des
voor- als des namiddags, en of zij hunne getuigenis, dezelve niet gehoord te
hebben, wel met eede zouden willen bevestigen? Zij gaven, zegt men, in der
daad zulk eene getuigenis voor schout en schepenen van Hekendorp,
hoewel hetzelve nooit is te voorschijn gebragt, hetwelk velen heeft doen
twijfelen, of het geschrift wel in den vereischten vorm gesteld geweest zij.
Intusschen naderde de acht-en-twintigsten October, op welke nieuwe
Burgemeesteren moesten verkozen worden, de Hr. van Hoogstraten afgaan
en Burgemeester Blok, die slechts één jaar geregeerd had, President
worden. Doch al zoo deze niet in den smaak van van Amstel en deszelfs
vrienden viel, wist men te bewerken, dat hij tegen de keuren der stad
ingelijks afging en een ander, hun aangenaam, in ’t bewind kwam. Dus ging
het ook met de verkiezing van schepenen. Van wegen het groot gezag welk
Do. van Amstel zich had weten aan te matigen, hoorde men in
gezelschappen, in kroegen, zelfs langs de straten openlijk zeggen, dat hij
die nu schepen wilde worden, zich slechts bij Do. van Amstel had aan te
dienen. Onder dit alles was een nieuw aanzoek gedaan ten dienste der
Lutherschen, om in de Publieke kerk nu en dan eene predikbeurt te mogen
hooren en het H. Avondmaal ontvangen, op zulke tijden als voor de
Hervormde de dienst in dezelve niet verrigt werd. Dit verzoek geschiedde
door den Majoor de Charreton, kommanderende het tweede Bataillon van
Oranje Nassau, waaronder zich 272 Lidmaten bevonden. Doch dit verzoek
werd door de vrienden van Do. van Amstel die thans op het kussen zaten,
plotseling van de hand gewezen, met te zeggen: de Armenianen en
Papen zullen ’t ook wel komen vragen, en wij dus
verpligt worden, de kerk aan een ieder ten beste te

geven. De heer de Charreton dit antwoord bekomen, en vergeefs
daartegen hebbende ingebragt, dat de verzochte vrijheid een algemeen
gebruik was in de handen der generaliteit, schreef hierover aan HH.
Gecommitteerde Raden, welke vervolgens der Wethouderschap van
Oudewater aanschreven, aan de Lutherschen de gevraagde vrijheid te
moeten verleenen, indien er geene regtmatige redenen van weigering waren.
De vroedschap vergaderde hierop om reden van weigering te geven. Aan
den Heere van Hoogstraten, den voorheen gemelden Burgemeester, thans
Secretaris werd het opstellen van den Brief aanbevolen. Doch hij toonde
daartoe kleinen lust en liet na eenige harde woorden der Heeren, zich
ontvallen, dat men tegen het prediken der Lutherschen was, niet zoo zeer uit
goede oogmerken, als om Do. van Amstel te doen triompheren; waarop een
der schepenen met zijne vuist op zijne knie slaande, zeide: dat ’s
zeker, de Dominé zal triompheren! Van Hoogstraten dus
gedrongen, las het opschrift van eenen brief aan Gecommitteerde Raden in
welke de zwevende geschillen als eene reden van weigering werden
aangevoerd, en tevens berigt, dat men den Heere de Charreton, als een
bekwame plaats ter Godsdienstoefening had aangewezen een zolder in
zeker kloosterkerkje, mitsgaders eene kamer in het weeshuis. De President-
schepen vertoonde vervolgens een ander opstel, ’t welk goedgekeurd en
verzonden werd, niettegenstaande de secretaris hem daarin verscheidene
onwaarheden aanwees. Het gevolg hiervan was, een bevel van
Gecommitteerde Raden aan den Majoor om eene der aangewezene plaatsen
te kiezen. Naauwelijks had deze ’t bevel ontvangen of hij begreep dat de
regering zekerlijk niet regt door zee gegaan was, waarom hij persoonlijk
naar den Haag reisde, en door zijn nadere onderrigtingen te weeg bragt, dat
de regering van Oudewater werd gelast de publieke kerk aan de
Lutherschen tot het bedoelde oogmerk in te ruimen. Intusschen was de
bedoelde Baljuw van Kinschot overleden en in deszelfs plaats door zijne
Hoogheid aangesteld, de heer Willem Dekker, Raad in de Vroedschap van
Gouda. Bij de verkiezing van Burgemeesteren, in October 1748, sloeg deze
een middel voor om alle geschillen uit den weg te ruimen. Hij noodigde alle
leden der Vroedschap ten zijnen huize met bijvoeging, van de predikanten
insgelijks te zullen verzoeken om reden, in eene vriendelijke zamenkomst,
elkander eenen beker van vernieuwde vriendschap aan te bieden. Eenige

toonden zich daartoe genegen, doch de meesten wezen deze gulle
aanbieding van de hand en dus ook de verzoening. De twisten en
oneenigheden, aan ’t voeden van welke de heer van Amstel geoordeeld
werd rijkelijk deel te nemen, duurde tot in zomermaand 1750, wanneer
Zijne Hoogheid twee gemagtigden derwaarts zond. Reeds in de eerste
zamenkomst verzocht de heer van Hoogstraten, uit zijnen naam en dien van
nog zeven zijner mederegenten van de regering te mogen ontslagen worden;
een stap, zoo als hij zich uitdrukte, welke zij deden, eensdeels om te toonen,
hoe weinig belang zij bij de regering hadden, anderdeels en voornamelijk,
om geen deel te hebben aan den ondergang der stad, welke zij uit de
bedrijven van hen, die zich de bovenliggende Cabade noemden, zekerlijk te
gemoet gingen. De vrienden van van Amstel verzochten insgelijks hun
ontslag. Zijne Hoogheid, na dit verzoek te hebben ingewilligd, stelde op
nieuw elf leden der oude Vroedschap in ’t bewind en zeven nieuwe leden
aan. Die voor de Lutherschen gestemd hadden, kregen dus de meerderheid,
waarna alles tot rust kwam.241
Weder gingen er jaren voorbij zonder dat er iets buitengewoons binnen
Oudewater voorviel. Ook het archief der stad is zeer karig, zoodat het
eerste, dat wij daarvan der aandacht waardig keuren, is, eene missive van
Burgemeesters en Regeerders der stad Woerden met concept adres, waarbij
Burgemeesters en Regeerders der steden Woerden, Oudewater, Naarden,
Weesp en Muiden zich wenden tot de staten van Holland en West-Vriesland,
met verzoek om met John Adams, Minister plenopontiaris der vereenigde
Staten van Noord-America eener commerciele verbindtenis te sluiten; het
stuk is gedateerd 22 Maart 1782.
Wij zijn thans genaderd tot het woelige tijdperk in de geschiedenis der
patriotten en oranjeklanten. Het herstel van den vrede met de Engelschen,
die in 1784 weder gesloten werd, gaf ontegenzeggelijk verademing, maar
de ontevredenheid der Patriotten, die eene algeheele, en daardoor
onmogelijke verbetering, in staats- en stadsbestuur verlangden, was
geenszins gesust; de spanning tusschen beide partijen steeg met den dag.
Prins Willem den V, om zich te onttrekken aan de verdrietelijkheden met de
staten van Holland, die hem ten deele in zijne waardigheid hadden

geschorst, vertrok voor eenigen tijd naar het Loo, en toen de Prinses van
daar, 28 Junij 1787, een uitstapje naar ’s Gravenhage wilde doen, werd zij
nabij Oudewater gevat en gedwongen terug te keeren.
De koning van Pruissen, haar broeder, nam dat zeer kwaad op, en zond den
Hertog van Brunswijk met een leger herwaarts, waarop de Patriotten uiteen
spatteden, en de Prins in zijne waardigheden hersteld werd. Tot
verbeteringen kwam het echter luttel of niet en aldus verkreeg de
ontevredenheid steeds nieuw voedsel242.
Oudewater dat steeds in de meeste partijschappen geroepen of niet
geroepen zich gemengd had, verloochende ook nu zijn ouden geest niet.
Integendeel, hevig was er de verbittering van beide partijen en tartend
waren hunne leuzen, maar hierbij bleef het niet altijd; nu en dan ging de
haat tot werkdadigheid over en eenige patriotsche burgers en soldaten
emigreerden zelfs uit de stad om in het Fransch leger dienst te gaan nemen.
Bij de groote verwarring, die alomme in het vaderland heerschte, voegde
zich echter dra nog de bloedige fransche omwenteling. De strenge winter,
die op het jaar 1794 volgde, baande den Franschen den weg tot in het hart
van Holland. De Patriotten jubelden, de oranjeklanten treurden, de
onpartijdigen zagen bezorgd, de Prins week naar Engeland op den 18
Januarij 1795 en de omwenteling herschiep ons in een Bataafsche
republiek, en ook onze stad werd in 1795 door Franschen bezet.
Vrijheidsboomen werden alom geplant en de menigte nu geloovende, dat de
goede tijd daar was, danste er van vreugde omheen, was burger met den
aristocraat en vergat hare bezorgdheid. Dat duurde niet lang; er kwamen, al
was het niet plotselijk een aantal verbeteringen in het bestuur; het onderwijs
voor onze natie zeer verwaarloosd, begon de aandacht te trekken, de
godsdienst van den staat werd afgeschaft, de heffing der belastingen op een
beteren voet gebragt; maar daarentegen waren wij door de omwenteling in
oorlog gekomen met Engeland, en leden deerlijk in den handel, etc.
De nationale voorspoed werd door een en ander verbazend gedrukt, en de
vrijheidsboomen droegen bonte kransen maar geen brood243.

Van dezen aard, mijne lezers! waren de gebeurtenissen in dit bewogen
tijdvak der geschiedenis, niet alleen binnen de grijze muren van Oudewater,
echter ook in de meeste steden van ons dierbaar Vaderland.
Wij zouden bijna vergeten hier aan te stippen dat in het jaar 1798 aan den
westerzijde des IJssels de voor een stedeke als Oudewater fraaije caserne
werd gebouwd, die ten jare 1807, onder Koning Lodewijks regering, de eer
had, 3 compagniën der koninklijke garde Jagers te huisvesten244.
Koning Lodewijk regeerde echter niet naar den zin van zijnen broeder
Keizer Napoleon245 en de eerste deed dan ook in het jaar 1810 afstand van
de regering, waarna wij werden ingelijfd bij het groote fransche keizerrijk.
Nederland! dierbaar Nederland! hoever was het gekomen. Gij werd nu
geschrapt uit den rij der namen en natiën van Europa, meer dan ooit, drukt
u nu de overheersching der Franschen! Wij durven het niet wagen daarvan
een tafereel op te hangen; maar willen de volgende regelen van onzen
dichter Van den Bergh eenigzins gewijzigd op dezen tijd246 toepassen.

Hollands beemden, Hollands beemden!
Ach, hoe jammerlyk ontwijd,
Waar de scherpe ploeg der vreemden,
Voren door uw boezem snijdt!
Moet mijn oog u dus aanschouwen,
Land van glorie, land van kracht?….
Thands een land van machtloos rouwen,
Om uw ouden roem gebracht!
Hollands beemden, Hollands beemden!
Ach, waar zijn uw dagen heen,
Toen zoo menig Leeuw der vreemden,
Deinsden voor uw Leeuw alléén!
Toen, op ’t wappren van uw stander,
Door den schrik vooruitgesneld,
Benden stoven uit elkander,
Krijtend: „Holland is in ’t veld!”
Hollands beemden, Hollands beemden!
Is uw roode Leeuw vergrijsd,
Dat de trotsche hand der vreemden
Hem in ’t spoor der schande wijst?
Zijn zijn tanden stomp gereten?
Zijn zijn lendenen verlamd?
Zijn zijn naaglen stuk gebeten,
Dat hy niet ter weer ontvlamt?

Hollands beemden, Hollands beemden!
Frankrijks wingeweste thands—
In het wolkengraauw dier vreemden
Dooft het zonlicht van uw glans!
Al uw glorie is ontluisterd:
Frankrijk kwam met boei en band ….
Ach, uw zonen gaan gekluisterd
In ’t onteerde Vaderland!….
Maar daar kwam redding. De slag bij Leipzig bezorgde Napoleon eene
dusdanige nederlaag, dat hij het hazepad moest kiezen. Pruissen en Russen
zaten hem in menigte na, en bij het naderen van hunne troepen aan de
grenzen, wierpen de noordelijke gewesten achtereenvolgens den zwaren last
der overheerschers van hunne schouders.
De Franschen namen alom de wijk. Naarden en den Helder werden echter
nog belegerd en te Woerden gedroegen zij zich zeer wreed.
In naam des Prinsen van Oranje, vereenigde zich al aanstonds een
voorloopig bestuur en den 30 November 1813 verscheen de Prins in
persoon, die door allen met uitbundig gejuich begroet werd en dan ook als
souverein Vorst der vereenigde Nederlanden werd uitgeroepen.
18 Junij 1815, was voor Napoleon de beslissende dag waarop hij den slag
bij Waterloo verloor en van dien tijd ademde en leefde men weder vrijer
onder het bestuur van Willem den I, Koning der Nederlanden.
Het verkoelde bloed vloeit sneller,
En het oude hart werd jong,
En het woord van dank en zegen
Juichte van de ontboeide tong,
Holland Holland was herboren,
Holland rees uit schande en smaad
. . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . .

Moog zijn leeuw ook somtijds sluimren,
Hij ontwaakt met nieuwe kracht,
Wee, wie op zijn ruste vertrouwend
Vleijend hem te kluisteren tracht.
En in de rust en den bloei, die nu in Nederland aanlichtte, deelde ook
Oudewater. De vijanden alomme verdreven en eene andere lijn van
defensie aangenomen zijnde, had de stad haren naam van veste doorleefd!
Immers wij schreven het al vroeger ter neder, de caserne wordt sedert 1811,
door particulieren bewoond en werd ten jare 1856 van stadswege publiek
verkocht.
De schuttersdoelen had al vroeger, in 1799, dit lot ondergaan, kruidhuis en
magazijn van oorlog werden in 1820 geamoveerd, poorten en arsinalen
vielen mede onder den moker des sloopers, bolwerken werden geslecht en
hier en daar de grachten deels gedempt247.
Met een aantal liefdadigheidsgebouwen ging het weinig beter. Het Gasthuis
werd ten jare 1780 verbroken, en later verrees daar een magazijn ter berging
van oorlogs ammunitie.
In het Ziekenhuis wordt thans een boerderij uitgeoefend en uit het Weeshuis
werden vóór ongeveer een vierde eeuw de weezen gezonden naar de
Colonie Fredriksoord, waar zij verzorging erlangden. Maar werd ook
binnen Oudewater de militie gemist, die er garnizoen hield, werden zijne
poorten door den vernielenden moker des sloopers vergruisd, werden er een
paar liefdadigheids gestichten tot ander doel ingerigt, nieuwere inrigtingen
die zich alomme vormden en zich ten doel stelden kunsten, nut, nijverheid
en liefdadigheid aan te kweeken en te bevorderen, bleven ook hier niet
achterwege.
Immers in het jaar 1846 kwam alhier tot stand, eene werkinrigting
voor behoeftigen. De aard der werkzaamheden dezer inrigting is,
aan vrouwen en ouden van dagen ten hunnen huize, of aan het gebouw der
inrigting zelve de noodige materialen te verschaffen tot het vervaardigen

van pluis of breeuwsel voor schepen. 75 lieden verschaft die inrigting
gemiddeld werk.
Eene andere hier bestaande liefdadige inrigting is eene vrouwen
vereeniging met het doel aan behoeftige kraamvrouwen
gepaste ligging, kleeding etc. te verschaffen.248
Eene vereeniging tot kostelooze ter aarde bestelling van
behoeftige overledenen, door jonge lieden uit den burgerstand,
verstrekt Oudewater eveneens niet tot oneer, opgerigt 1857, 28 leden.
De oudste der vereenigingen van dezen aard, is het Lijndraaijers
Gilde.
Den leden dier corporatie, wordt tegen eene geringe contributie op bepaalde
tijden, bij ziekte, geneeskundige hulp verleend en uitkeeringen in geld
gedaan.249
Voort bestaat er hier een departement van de maatschappij
tot nut van het algemeen; 22 leden, opgerigt 1834, zijn 25 jarig
bestaan in 1859 met feesten herdacht.
Nog behoort Oudewater en omstreken tot eene der afdeelingen
van de Hollandsche maatschappij van Landbouw; de
oprigting dezer afdeeling geschiedde ten jare 1845, het aantal leden
bedraagt 52.250
Ook de kunstzin deed hier eenige vereenigingen doen geboren worden,
onder anderen:
Eene Liedertafel, onder den naam van Crescendo, opgerigt ten
jare 1859, 18 leden.
Eene muzijk vereeniging genaamd Amicitia et harmonia
opgerigt 1855, 8 leden.

Eene Rederijkerskamer, die haren naam draagt naar den
Nederlandschen dichter Borger opgerigt 1857, 9 leden.
Ten jare 1850, werd hier opgerigt de Nederlandsche
Brandwaarborg Maatschappij voor roerende goederen, enkel
van landbouwers en veehouders onderling, onder directie van de Heeren A.
M. Montijn en P. M. Montijn aldaar. Het hoofdkantoor is echter sedert
elders.
Maar besluiten wij met opnoemen der verschillende vereenigingen.
Het lager onderwijs is hier goed georganiseerd, in eene openbare en eene
bijzondere school.
Oudewater behoort, wat het schoolwezen aangaat tot het vierde distrikt der
Provincie van Zuid-Holland, wat het cantonnement betreft onder
Schoonhoven, wat het kiesdistrikt aangaat onder Gouda en met de
protestantsche classes eveneens onder Gouda.
Ook Handel en Nijverheid houden hier tred met liefdadigheid, kunsten en
wetenschap.
De handel bestaat voor een groot gedeelte in kaas en eene menigte andere
zaken. De nijverheid het meest in het vervaardigen van grove en fijne
touwsoorten; echter worden hier ook andere takken van industrie met
vrucht uitgeoefend.
Het aantal woningen bedroeg ten jare 1732, 564, en in het jaar 1859, 546.
Het aantal inwoners bedroeg in 1860, 2197.
Wij moeten echter opmerken, dat er van verschillende buurtschappen
ongeveer nog 2000 zielen van verschillende kerkgenootschappen tot
Oudewater behooren.
Sedert het jaar 1857, bezit Oudewater eveneens een haltplaats van de
Nederlandsche Rhijn-Spoorweg-Maatschappij, echter op ongeveer 30

minuten N. W. afstands; en, zijn onze ongewonnen berigten juist, dan zou
eveneens, nadat de arbeid der kanalisatie van den Hollandschen IJssel is
bewerkstelligd251 eene of meerdere vaartuigen, gedreven door stoom, het
stedeke opnemen onder hare haltplaatsen.
En nu mijn waarde lezer! beschouwen wij onzen arbeid als geëindigd.
Van den titel uitgaande, schetsten wij in breede trekken de wording van den
bodem van Oudewater. Wij beschouwden onzen dierbaren geboortegrond in
den strijd zijner wording van af de zandgolvingen des diluviums en wijdden
onze aandacht hoe op die verbazende zandmassa een heir van planten,
daarna boomen ontstonden, die stierven, verteerden, aldaar veengrond
maakten, en toen voedsel verschaften aan steeds opkomende nieuwe
gewassen.
Terwijl de rustelooze natuur in hare trotsche en bevallige woestheid, onder
Hooger leiding dus ten leven wekt en weder vernietigd, baant zich een tak
des Rijns die IJssel genoemd zou worden, den weg door dit oord naar den
breeden schoot des Oceaans over den zwarten veenbodem, ten spijt van den
weelderigen plantengroei die zijnen doortogt trachtte te belemmeren.
Spoedig was nu dit landschap met een breede streep rivierslibbe doorweven
en de vette Uiterwaarden, die daardoor ontstonden, maakten den bodem
voor bewoning van den mensch geschikt, en zouden den naam later aan dit
stedeken schenken.
Voorts toonden wij aan, hoe zich een menschenras hier nederzette, krachtig
van ligchaamsbouw, blaauw van oog en blond van haar; een ras, wiens
woningen bestonden uit ineengevlochten boomtwijgen met IJsselslibbe
bepleisterd; een ras, dat zon, maan, sterren, boomen, planten, dieren, etc.
vereerden, omdat zij den Eenigen en Waren God niet kenden.
En aldus kwamen wij tot aan het tweede gedeelte onzer beschrijving, dat
der mythologie. Wij schetsten daarin hunne godsdienstige begrippen en
verwezen op de sporen, die daarvan in dezen tijd nog aanwezig zijn.

Voorts maakten wij eenen togt naar het heilig woud (schakenbosch, sacrum
nemis) en zagen voorts bij menigen Noord-westen storm, doorbraak en
overstrooming van rivier en zee, echter ook het in den aanvang verdelgend
element van den bodem verdwijnen, die beter bewoon- en meer vruchtbaar
den bewoner van dit oord werd weêrgeschonken.
Na de ontrolling van eeuwen, zie! daar week het duister heidendom voor de
aanlichtende koesterende stralen van het allesbezielend Christendom. Men
werd nu meer beschaafd van zeden, begon de woningen te verfraaijen, die
echter nog steeds een zeer eenvoudig aanzien hadden, met hare rieten of
strooijen daken, en daarna naderden wij de beschrevene geschiedenis van
Oudewater en omtrek.
Wij gingen door de nog ongeplaveide wegen van het middeneeuwsche
Oudewater; zagen het stedeke in 1265 tot den rang van veste verheven, dat
in de 19. eeuw zijne bestemming als zoodanig weder zoude ontnomen
worden.
Wat in dit eeuwenverloop aangetoond werd, als hier geschied te zijn?
O mijn lezer! immers nu eens lieve vrede, dan weder bloedige oorlog,
blakende hartstogten, zoete kalmte, bittere partijzucht, teedere verzoening,
schitterende overwinning, treurige nederlaag, dappere uitvallen, wanhopige
verdediging, blijde vreugdetoonen, hartroerende smartkreten, donderend
kanongebulder, diepe stilte, zwart verraad, blanke trouwe, bange
broodeloosheid, blijde nijverheid, nijpend gebrek en ruime weelde.
Dierbaar Oudewater! Al toont zich aan uwe geschiedenis nu en dan eene
schaduwzijde, toch kunnen wij met trotschheid op de daden uwer burgers
nederzien; zij immers, ondersteunden en hielpen zoo dikmaals, daar waar te
ondersteunen en te helpen viel,252 zij mogten zich zoo dikmaals den
schedel sieren met den laauwertak der overwinning.
En nu handel en nijverheid bloeijen er, verfraaijing op verfraaijing komt er
tot stand en het voor geruimen tijd vergeten oord van Oudewater wordt

eenige malen daags, door middel van de rappe wieken des stooms,
doorreisd van duizenden menschen uit alle natiën der wereld.
Voorts belooft de kanalisatie van den Hollandschen IJssel die spoedig
voltooid zal zijn, alhier nooit gekenden bloei en vertier en aldus gaat
Oudewater en omtrek met Godes zegen, bij het immer wijs bestuur van
onzen beminden koning Willem III en onder goede verstandhouding van
op- en ingezetenen, eene vreedzame en gezegende toekomst te gemoet.

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Batavia Sacra 2de Deel pag 164. Halma toon. der Nederlanden 2 D. pag. 133 en
Rademaker, kabinet 4 D. pag. 223. ↑
Batavia Sacra 2de D. pag. 164. ↑
Van Kinschot, beschrijving van Oudewater pag. 5–8. ↑
Ibid. bladz. 1. ↑
ib. blz. 8. Het zij hier voorloopig aangestipt, dat deze vereeniging met Holland nog
later door Graaf Willem den VI van Holland in het jaar 1404 is bevestigd geworden. ↑
Deze jaartallen en daadzaken omtrent de handvesten, privilegiën, enz. ontleenen wij
voornamelijk aan de handvesten en privilegiën van Oudewater, bij van Kinschot, alwaar
men die stukken in zijn geheel vindt opgenomen. Dit neme men ook in het vervolg dezer
schets in gedachte. ↑
Ook Jan en Jacob van Driel,—de Schrijver. ↑
Zie Heda Historia bladz. 244 verg. van Duijn Oudewater’s Moord bladz. 43. Het
laatste gedeelte dezer mededeeling is ontleend aan het Cl. Tielense bladz. 352
(overgenomen uit Dr. Römer’s bijdrage in de Utrechtsche Almanak getiteld Utrecht en
Oudewater.). ↑
Diuisie Kronijk, fol. 136, van het Negende Cappittel vs. ↑
Wagenaar, Vaderlandsche Historie III D. bladz. 271–272. ↑
Ibid. bladz. 274 en 275. ↑
Ibid. bladz. 275–280. ↑
Zie dit stuk overgenomen bij van Kinschot bladz. 280–285. ↑

14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
Zie de inhoud van dit verbond bij van Kinschot pag. 502 en volg. ↑
Groot Placaatboek, bij Wagenaar, bladz. 281 vs. ↑
Groot Placaatboek III D. pag. 4. ↑
Wagenaar Historie III D. pag. 284. ↑
Wagenaar pag. 285. ↑
Diuisie Kronijk, 25 diuisie, dat XI Cappittel. ↑
Wagenaar id. p. 292. ↑
Men zal herinneren, dat Keizerin Margaretha aan die van Oudewater het voorregt
verleend had, dat hunne stad, nimmer van Hollands Grafelijkheid gescheiden mogt
worden. ↑
Zie breedvoeriger van Kinschot pag. 11 tot 18a. ↑
Zie het Chron. auctius. pag. 274. ↑
Van Duyn Oudewaters-moord, p. 44. ↑
Vide het Chron. aucteus. ↑
Bijdrage van R. C. H. Römer, getiteld: Utrecht en Oudewater in den Utrechtschen
Volks-almanak. ↑
Zie het rapport van Albrecht bij van Kinschot, pag. 223 vs. ↑
Ibid. pag. 294 tot 295. ↑
Ibid. pag. 297 tot 301, Boxhorn, pag. 81. ↑
Zie de inhoud van de bijlegging der twist, bij van Kinschot, pag. 295 en 696. ↑
Wagenaar III Deel pag. 321. ↑
Wagenaar III Deel pag. 321. ↑
Ibid. ↑
Ibid. pag. 322. ↑
ib. pag. 322. ↑
Joan a Leydis, libr. XXXI cap 42. Veldenaar, pag. 95. Op Wagenaar III D pag. 322. ↑
Wagenaar, ib. ↑

38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
In deze overname hebben wij het woord „graaf” gebruikt ten einde het meer
begrijpelijk te maken, des graven klerk gebruikte daarvoor het woord „mijnheer”; vide van
Kinschot, pag. 296, en volg. ↑
Van Kinschot, pag. 297. ↑
Ib. pag. 297 tot 301. ↑
Ib. pag. 301. ↑
Ib. ↑
Zie Hofdijk geschiedenis der Nederlanden, pag. 169. ↑
Van Kinschot pag. 303. In die oirconde staat, dat Otto van Asperen wegens Willem
Kusers dood balling was, en in de vroeger vermelde besluiten van Albrecht, waren de
bezittingen der zoodanigen verbeurd. ↑
Ibid. pag. 309 en 310 en Wagenaar III D. pag 324. ↑
Symon Speyaert en Claes van den Gheer in hechtenis zittende te Oudewater, werden
mede in 1396 voor den Hove van den Haag ontboden, nevens de Schout van Oudewater,
om tusschen de twee eersten eene questie uit den weg te ruimen, die waarschijnlijk op de
tijdsomstandigheden betrekking had. Zeker is het, dat er ten jare 1396 nog een geschil
aanhangig was, tusschen Aerent Sluismanssoen en Wouter Ludolfssoen, die door
eerstgenoemde aangeklaagd was, als in het openbaar zijne ontevredenheid te hebben
betuigd over den vrede. Zie van Kinschot pag. 316 en 317. ↑
Wagenaar III D. pag. 342. ↑
Ib. pag. 342 en 343. ↑
Zie die twee stukken in de privilegien van Oudewater bij van Kinschot pag. 317 a
320. ↑
Men herinnere zich, dat Stavoren nog steeds Hollandsche bezetting hield. ↑
Zie bij van Kinschot pag. 322 en 325, en bij ons hiervoren pag. 321 a 323. ↑
Uitgezonderd twee bescheiden, in het zelfde jaar 1. dat het land van Woerden in zijn
watergang gescheiden zoude zijn van Rijnland en 2. een placcaat van Albrecht »van een
seggen ende gescheyden tusschen den Burch-Grave van Leyden ende die van Oudewater
roerende van de tolle.” ↑
Wagenaar III D. pag. 343. ↑

Welcome to our website – the perfect destination for book lovers and
knowledge seekers. We believe that every book holds a new world,
offering opportunities for learning, discovery, and personal growth.
That’s why we are dedicated to bringing you a diverse collection of
books, ranging from classic literature and specialized publications to
self-development guides and children's books.
More than just a book-buying platform, we strive to be a bridge
connecting you with timeless cultural and intellectual values. With an
elegant, user-friendly interface and a smart search system, you can
quickly find the books that best suit your interests. Additionally,
our special promotions and home delivery services help you save time
and fully enjoy the joy of reading.
Join us on a journey of knowledge exploration, passion nurturing, and
personal growth every day!
ebookbell.com